‘Een Somaliër wil de ruimte krijgen zichzelf te blijven’
Fatuma Farah in het managementboek De weg naar succes
Tekst: Koos de Wilt | Fotografie: Rachel Corner
Ik ben in 1992 als vluchteling naar Nederland gekomen, net als Ayaan Hirshi Ali. Somalië was sinds het jaar ervoor in oorlog en elke dag was er de dreiging van verkrachting, plundering en moord door rebellen. Het land was wetteloos geworden. Mijn vader, een gewone burger, een politieagent, was een jaar voor het uitbreken van de oorlog overleden. Op zijn sterfbed had hij mij gezegd dat ik na zijn dood verantwoordelijk zou zijn voor mijn moeder en mijn negen broertjes en zusjes. Toen de oorlog uitbrak, was ik derdejaars student bedrijfseconomie en elke dag werd mijn droom om mijn studie af te maken kleiner. Ik heb toen tegen mijn moeder gezegd: ik móet hier weg. Ik ben hier niet veilig en als we allemaal hier blijven, is het voor allemaal afgelopen. Iemand moet hier weg om voor de anderen te zorgen. Ik ben toen met de boot naar Kenia gevlucht en uiteindelijk kwam ik als humanitair vluchteling in Nederland. Ik was 22 jaar toen ik op Schiphol aankwam. Het was koud, ik kende niemand en ik sprak de taal niet. Het was heel eenzaam. Elke keer als ik naar huis belde, hoorde ik over de honger, de dreiging en ziektes. Dat was een grote druk voor mij, maar tegelijkertijd voelde ik me sterker en inventiever dan ooit. Ik had heel veel meegemaakt en daar was ik ook uitgekomen. Ik dacht dat ik alles kon en wist ook precies wat ik wél en níet wilde. De mensen hier waren toen ook heel behulpzaam. Ze wisten wat er in Somalië aan de hand was en wilden graag helpen.
‘Voor Somalische vaders zijn vooral de zonen belangrijk. Mijn vader had er zeven en was er heel trots op. Ik wilde laten zien dat ik als meisje net zo goed was, zo niet beter dan de jongens.’
In Nederland kreeg mijn droom weer kans. Ondanks problemen met de taal heb ik mijn studie bedrijfseconomie afgemaakt en heb daarna drie jaar de opleiding accountancy gedaan. Uiteindelijk ben ik daarmee gestopt toen ik merkte dat het mij niet lukte om deze zware studie en het werken bij een groot accountantskantoor te combineren met mijn drie kinderen. Ik heb toen besloten de studie later weer op te pakken wanneer de tijd er rijp voor was. Ik kreeg mijn eerste kind op mijn 25e hier in Nederland. Mijn man is een Somalische vluchteling die ik hier heb leren kennen. Mijn man is ook hoge opgeleid en hij ondersteunt mij in alles wat ik doe. Ook hij is van mening dat de islam er niet voor is om de vrouwen te onderdrukken. Mannen en vrouwen zijn gelijk en moeten gelijke kansen krijgen. Dat vond hij al voor we gingen trouwen. Hij ondersteunt mij ook bij mijn studie en hij doet heel veel voor de kinderen. Hij geeft ze te eten en haalt ze van school en doet er alles aan mij de kansen te geven mij te ontplooien. Voor mij is dat heel waardevol. Op dit moment krijgen nog steeds veel vrouwen geen fatsoenlijk onderwijs, kunnen zich niet ontplooien, kunnen niet voor hun rechten opkomen en zijn financieel volledig afhankelijk. Voor Somalische vaders zijn vooral de zonen belangrijk. Mijn vader had er zeven en was er heel trots op. Ik wilde laten zien dat ik als meisje net zo goed was, zo niet beter dan de jongens. Ik deed het goed op school en mijn vader noemde mij ‘wiilo’, wat ‘jongen’ betekent. Mijn vader heeft mij nooit verteld dat het geen zin heeft om te gaan studeren omdat ik uiteindelijk toch zou trouwen en kinderen krijgen. Maar ik denk dat hij nooit heeft bedacht dat zijn dochter een hoge positie zou kunnen gaan bekleden. Er bestaan ook nauwelijks voorbeelden van Somalische vrouwen in hoge posities.
Momenteel wonen er ruim 20.000 mensen van Somalische herkomst in Nederland. Velen voelen zich niet goed thuis. Veel dertigplussers hebben moeite met de taal en hebben geen werk of geen werk op het niveau zoals ze dat in Somalië hadden. Door religie en traditie is de Somalische gemeenschap ook naar binnen gericht. Veel Somaliërs slagen er niet goed in een leven op te bouwen hier in Nederland. De afgelopen vijf jaar zijn zo’n 20.000 Nederlandse Somaliërs naar Engeland vertrokken, naar Birmingham, Leicester, Bristol en Londen. Daar zijn de regels eenvoudiger en is er meer hulp bij het invullen van de formulieren en het verzorgen van de administratie. In Engeland zijn al langer veel Aziatische immigranten die een hele infrastructuur hebben opgezet van dienstverlening op dit gebied. Ik heb ook neefjes en nichtjes die daar wonen. Die zijn hier in Nederland geboren en voelen zich ook nog steeds Nederlander. Die zijn nog nooit in Somalië geweest. De volwassenen in Engeland willen niet terug naar Nederland, behalve dan om Hollandse kaas te kopen. Maar hun kinderen hebben vaak moeite met de Islamitisch georiënteerde wijken. Die willen vaak terug naar het land waar ze geboren zijn en zich thuis voelen, naar Nederland.
‘In Groot-Brittannië, maar ook in andere Angelsaksische landen zoals Australië en de Verenigde Staten, zijn minder regels, wat meer past bij het Somalische karakter van eigen initiatief en de behoefte vast te houden aan de cultuur.’
Ik ben directeur van Stichting Hirda, een organisatie die ontwikkelingsprojecten opzet in Somalië. Toen ik vrijwilliger werd bij Hirda, merkte ik uit rapportages dat er veel uitval was onder meisjes bij de scholen die de stichting had laten bouwen in Zuid en Centraal-Somalië. De reden bleek besnijdenis te zijn. In Somalië zelf had ik er nooit zo bij stilgestaan, maar in Nederland begon ik na te denken over deze traditie en de wreedheid ervan. Ik begon erover te lezen en hoorde dat jonge Somalische vrouwen hun dochtertjes van zes, zeven jaar naar Somalië brachten om hen daar te laten besnijden. Ik schrok daarvan. In Somalië is de extreemste vorm van vrouwenbesnijdenis. Ik vond dat daar iets aan moest worden gedaan. In de Koran zul je nergens lezen dat je een vrouw genitaal mag verminken. Vrouwenbesnijdenis is een aantasting van de heelheid van het vrouwenlichaam. Allah heeft ons compleet geschapen. Waarom zouden wij mensen Allah moeten corrigeren? Uiteindelijk heb ik het, toen nog geheel mannelijke, bestuur meegekregen om dit probleem aan te pakken. We hebben twee jaar lang in Somalië bijeenkomsten en workshops rond vrouwenbesnijdenis georganiseerd. Langzamerhand slagen we erin het taboe te doorbreken. We hebben mensen laten inzien dat de Koran er niet over spreekt en we hebben ervoor gezorgd dat de vrouwen die de besnijdenissen uitvoeren ander werk hebben gekregen.
‘In de Koran zul je nergens lezen dat je een vrouw genitaal mag verminken. Vrouwenbesnijdenis is een aantasting van de heelheid van het vrouwenlichaam. Allah heeft ons compleet geschapen. Waarom zouden wij mensen Allah moeten corrigeren?’
Naast mijn directeurschap van Stichting Hirda heb ik mijn eigen financieel administratiekantoor. Mijn klanten zijn vooral buitenlanders die ik help bij hun belastingadministratie. Het is niet moeilijk om hier in Nederland een bedrijf te beginnen. Je gaat gewoon naar de Kamer van Koophandel en schrijft je in. Maar daarna beginnen de administratieve problemen. Somaliërs die hier in Nederland hun bedrijf willen starten, hebben niet alleen veel moeite met de taal, maar het belastingsysteem is helemaal ingewikkeld. In Engeland gaat het makkelijker. Er wordt daar ook minder nadruk gelegd op een op assimilatie, integratie en inburgering. Somaliërs hebben moeite met het gereguleerde verzorgingsstelsel hier in Nederland. In Groot-Brittannië, maar ook in andere Angelsaksische landen zoals Australië en de Verenigde Staten, zijn minder regels, wat meer past bij het Somalische karakter van eigen initiatief en de behoefte vast te houden aan de cultuur. Mijn moeder en mijn broers en zussen zijn naar Nieuw Zeeland vertrokken en Nieuw Zeelander geworden. Ze zijn gelukkig, hebben onderwijs en voelen zich veilig. Ik blijf hier in Nederland. Mijn kinderen van dertien, negen en vier zijn in Amstelveen geboren en willen hier ook blijven. Die zijn hier thuis.
‘Ik geloof erin dat je dingen van binnenuit moet veranderen. Ayaan Hirshi Ali heeft ervoor gekozen afstand te nemen, waardoor ze ook niet meer de Somalische gemeenschap vertegenwoordigt.’
Ik geloof erin dat je dingen van binnenuit moet veranderen. Ayaan Hirshi Ali heeft ervoor gekozen afstand te nemen, waardoor ze ook niet meer de Somalische gemeenschap vertegenwoordigt. Zij wordt niet gezien als één van ons. Wat ik ook probeer te realiseren op mijn eigen manier, is vrouwen zelf te laten denken, zelf de Koran te laten lezen. Nu blijven ze thuis en wordt ze allerlei dingen verteld. De Koran moet over veel zaken worden geïnterpreteerd en wie doen dat: mannen. Waarom zouden vrouwen dat niet zelf kunnen? In de Koran lees ik niet over onderdrukking. Er zijn heel veel vrouwen die denken zoals ik. Op de universiteit in Mogadishu had ik een vriendin met wie ik het daar ook vaak over had. Maar ik zie ook nog steeds veel vrouwen, die nauwelijks opgeleid zijn en die klakkeloos aannemen wat hun man hen zegt. Ik probeer ook die mannen te bereiken, maar als ze er niet voor openstaan, is het vaak ook een nutteloos.
‘Mohammed is een persoon zoals jij en ik, maar ik geloof dat Allah hem gekozen heeft om te communiceren met ons.’
Pas toen mijn dochter is geboren, ben ik een hoofddoek gaan dragen, want ik droomde altijd ook toen ik in Somalië was. Pas nadat ik twee jaar in Nederland was, op het moment dat ik ging trouwen, ben ik een hoofddoek gaan dragen. In Somalië heb ik dat nooit gedaan. Het staat letterlijk in de Koran: bedek je lichaam. Wij geloven dat wat in de Koran staat de woorden van Allah zijn. Het is een kwestie van geloof. Mohammed is een persoon zoals jij en ik, maar ik geloof dat Allah hem gekozen heeft om te communiceren met ons. Voor de oorlog was Somalië nog niet extreem islamitisch en droegen vrouwen vlechtjes in het haar en hadden kleurige kleding. Dat is helemaal veranderd de afgelopen zestien jaar. Dat hoefde niet eens opgelegd te worden. Religie is voor veel mensen vaak het enige houvast. Allah is de enige bescherming tegen wetteloosheid en verkrachtingen. Op dit moment is er geen enkele vrouw in Somalië die nog gewone(traditionele kleding) draagt. Hier in Nederland werkt het niet in je voordeel. Ik geloof dat als ik geen hoofddoek zou dragen het dan veel makkelijker zou zijn geweest bij het accountantskantoor waar ik gewerkt heb. Er zou minder druk zijn om beter te presteren dan je collega’s. Ook bij accountancy gaat het niet alleen om de cijfers, je moet ze ook presenteren bij de klant. Van collega’s had ik geen inhoudelijke klachten, maar door klanten word je met hoofddoek minder serieus genomen, zeker in een traditionele wereld van de accountancy. Soms wordt je niet eens aangesproken. Als je onbehoorlijk behandeld wordt, volhardt je eigenlijk alleen maar meer in het dragen van de hoofddoek. Mijn plan is dat, als ik mijn accountancydiploma heb gehaald, ik dan mijn eigen accountantskantoor start. Mijn klanten zullen geen moeite hebben met de hoofddoek. Ik zal mij richten op de vele migranten ondernemers. Ik spreek de taal, ken de problemen, ken de achtergrond en kan ze ook met andere zaken helpen. Eigenlijk zoals ik ook voor Hirda van alles doe: de PR, de cijfers en het organiseren van conferenties en projecten.
In 2009 interviewde Koos de Wilt voor het boek De weg naar succes 18 allochtone vrouwen op hun weg naar succes. Daarnaast had hij gesprekken met vier prominente Nederlanders over hun ervaringen met deze vrouwen. Wat zijn hun professionele en levenservaringen?
Lees andere voorbeelden
-
Oost-Turkije
NRC Handelsblad over De weg naar succes
'De weg naar succes is moeizaam. Een lijdensweg soms. Maar wel de moeite waard. Dit is niet de boodschap van een somber zelfhulpboek, maar de rode draad van een bundel portretten van carrièrevrouwen met verschillende culturele achtergronden.’
Luister hier naar een interview met Koos over het boek
Lees hier de interviews over allochtone vrouwen op weg naar succes met Alexander Rinnooy Kan, Tineke Bahlmann, Heleen Mees en Harry Starren