top of page
Schermafbeelding 2019-02-22 om 09.22.43.
Schermafbeelding 2019-02-22 om 09.22.43.
Schermafbeelding 2019-02-22 om 09.22.59.

IEDEREEN EEN EIGEN MUSEUM

 

Ze schieten als paddenstoelen uit de grond: private musea. Ook in Nederland. Voorlinden en Tempelhof zijn twee voorbeelden, alhoewel geheel anders. Waarom worden ze geopend en is het wel zo verstandig?

Koos de Wilt voor Wijzer

 

Het is een wereldwijde trend: een particulier museum van hedendaagse kunst. Op dit moment zijn er wereldwijd 317 van. Vooral in Europa (45%) en Azië (33%) is zijn ze te vinden en in Zuid-Korea, de Verenigde Staten en Duitsland de meeste. Bekend zijn de recente voorbeelden als Fondation Prada in Milaan, het Louis Vuitton Museum van Bernard Arnault in Parijs of de Garage van de vrouw van oligarch Abramovitsj in Moskou. Meestal zijn de oprichters al wat ouder en bouwden hun museum in hun eigen woonplaats. In Nederland voldoet Museum Voorlinden in Wassenaar aan dat profiel. Ondernemer Joop van Caldenborgh is 76 en bouwde zijn eigen museum in zijn eigen woonplaats Wassenaar. Suzanne Swarts werkt al twaalf jaar voor de collectie van Van Caldenborgh, de Caldic Collectie, en is, sinds Wim Pijbes er als directeur vertrok, naast inhoudelijk artistiek ook zakelijk verantwoordelijk. Waarom moest de Caldic Collectie eigenlijk een museum worden? Swarts: ‘Heel lang wilde Joop helemaal geen museum, maar als bestuurder bij een aantal musea had hij gezien dat als verzamelaars hun collectie aan een museum schenken dat er dan een paar op zaal komen en de rest in de kelders verdwijnt. Dat wilde hij niet. Maar eigenlijk is het pas sinds onze eigen tentoonstelling I promised to love you in 2011 een serieuze overweging geworden. We konden in de Kunsthal ineens objecten laten zien die zo groot waren, dat ze nooit uit de opslag waren geweest. Daarnaast vonden we het ook geweldig om een tentoonstelling te maken. We hadden van de directeur van de Kunsthal carte blanche gekregen. Tot onze verrassing kwamen er 85 duizend mensen op af. Toen zagen we in hoe leuk het is om de collectie te delen en zo is het pas echt gaan rollen.’

 

Volgens Guus Loomans, Charity Manager van Rabobank Charity Management, onderdeel van Rabobank Vermogensmanagement - dat miljonairs helpt om hun maatschappelijke ambities te realiseren - , is de huidige trend van private musea historisch gezien niet uniek: ‘Boijmans, het Van Abbe, de Pont, het Singermuseum zijn allemaal ooit gesticht door rijke industriëlen die iets wilden terugdoen. Maar met enkele miljoenen en een mooie collectie kun je vandaag nog geen eigen museum oprichten. En als je al een museum hebt staan en een collectie, dan moet je ook de middelen hebben om het te onderhouden en een visie hebben op de continuïteit ervan. Gerichte aankopen houden de collectie levend en maken het museum toekomstbestendig.’ Loomans ziet alternatieven voor een eigen museum: ‘Je zou je goed kunnen oriënteren op bestaande musea en kijken wat je samen kunt doen, ook internationaal. Je kunt een online museum maken of een prachtig boek maken van je collectie. Verder kun je een fonds oprichten dat je collectie beheert en uitleent via een depot. Het uitlenen leidt vaak tot een goede relatie met het museum waarmee je samenwerkt. Musea bouwen speciaal depots voor hun verzamelaars. Je kunt duidelijke afspraken maken over wat er met je museale deel van je collectie gebeurt en de verkoop van de niet museale stukken organiseren ten behoeve van een eigen fonds bij het museum of het Prins Bernhard Cultuur Fonds. Je hebt ook musea zonder eigen collecties, zoals de Kunsthal, daarmee kun je samenwerken.’

 

‘Met een paar miljoen en een collectie open je nog geen eigen museum’ - Guus Loomans, Charity Manager van Rabobank Charity Management

Van Caldenborgh koos een eigen museum.  Wat waren de voorbeelden? Swarts noemt het bijna zestig jaar oude Museum Louisiana, een half uurtje van Kopenhagen, Fondation Beyeler in Basel, de Menil Collection in Houston, Naoshima in Japan en The Broad Museum in Los Angeles.’ Het zijn musea met honderdduizenden bezoekers, maar aantallen zijn voor Swarts geen onderwerp van gesprek. Hoeveel objecten de collectie exact bevat (‘enkele duizenden’), hoeveel mensen er tot nu toe geweest zijn in het museum (‘we zijn heel blij met de aantallen tot nu toe’) en wat het project Museum Voorlinden heeft gekost, dat wil Suzanne allemaal niet vertellen. ‘Grote aantallen zijn interessant voor de exploitatie, maar het gaat om de kwaliteit. We wilden een museum dat iets groter is dan een voetbalveld, we wilden een menselijke maat, we wilden ook een daglichtmuseum. Ongeveer zeventig procent is van glas. Ook wilden we onze eigen tentoonstellingen kunnen maken waarbij we de kunsthistorische kaders niet streng hoeven te volgen, we willen daaraan voorbij gaan, we verzamelen ook uit onze onderbuik.’  Wat anders is dan bij een normaal museum, is volgens Swarts het persoonlijke: ‘Als ik in het weekend in de rol van ‘bezoeker’ kruip en met mijn dochter van drie door het museum wandel, dan beluister ik vooral dat het publiek de menselijke maat, het persoonlijke en de informele sfeer waarderen. Dat merken we ook aan al de brieven en mails die we van voor ons onbekende bezoekers ontvangen. Hier komen allerlei verschillende type museumbezoekers met allemaal eigen redenen. We hebben opvallend veel jongeren, we hebben academici, zen-bezoekers die voor de rust komen en kleine kinderen komen graag omdat ze gehoord hebben over het zwembad waar je onder kunt lopen en de reuze poppen haha.’ Voorlinden laat de mensen niet gratis naar binnen, maar vraagt 15 euro. Is er een businessmodel? ‘Het museum houdt zijn eigen broek op. Wij doen het hier met een kleine staf van elf mensen en een uitgebreide staf van iets meer dan honderd mensen, allemaal in dienst. Zodra we de ANBI status hebben zal Joop het land, het museum en de collectie direct schenken aan de stichting. Met de ticketverkoop, de winkel en het restaurant zijn we goed renderend. We hebben daarnaast ook een selecte groep van goede vrienden. Dat zijn mensen die een substantiële gift doen voor wie we een interessant programma maken.’

 

‘Als ik in het weekend in de rol van ‘bezoeker’ kruip en met mijn dochter van drie door het museum wandel, dan beluister ik vooral dat het publiek de menselijke maat, het persoonlijke en de informele sfeer waarderen.' - Suzanne Swarts, directeur Voorlinden

Een heel ander privaat initiatief is de Tempelhof in het Gelderse Winssen. Het kunstenaarsduo Adelheid (1947) en Huub Kortekaas (1935) woont en werkt er. Het is een soort modern Versailles met symmetrische vijvers, Franse tuinen en de werken die het kunstenaarsduo de afgelopen decennia samen heeft gemaakt. Rond de millenniumwisseling hebben ze het idee opgevat om van hun huis een privémuseum te maken. In de auto op weg naar hun huis in Frankrijk vertelt Adelheid over hun museum: ‘De meeste privémusea worden opgezet door vermogende mensen die hun collectie aan de wereld willen laten zien, wij zien het als een laboratorium van het nieuwe denken. Onze wens is dat ons huis, nu en ook als we er niet meer zijn, een plek is waar nieuwe manieren van denken de ruimte krijgt. Het zou mooi zijn als mensen ons huis niet afhuren voor een feestje geven, maar met elkaar denken over wie ze zijn, wat de zin is van het leven en hoe ze hun leven en de wereld kunnen vormgeven. We willen dat mensen zich hier een onderdeel voelen van een groot geheel waarin ze een verantwoordelijkheid durven nemen. Het gaat ons niet om iets religieus, maar iets dat het overstijgt. We willen dat mensen hun leven zien als een kunstwerk waarvan ze zelf de kunstenaar zijn. En dat hoeft niet allemaal groots en meeslepend te zijn.’ Hoe dat betaald wordt? ‘Wij zijn niet vermogend. We hebben gewoon een hypotheek, verkopen ons werk en geven rondleidingen. Voor de toekomst zouden we graag willen dat er investeringspartijen of een groep vrienden zou opstaan om in dit project te investeren zodat het zichzelf zou kunnen bedruipen. De toekomst ligt open, maar het vertrekpunt is wat er nu is en het denken, het bewustwordingsproces.’

 

‘De meeste privémusea worden opgezet door vermogende mensen die hun collectie aan de wereld willen laten zien, wij zien het als een laboratorium van het nieuwe denken.' - Adelheid en Huub Kortekaas

Om initiatieven als dat van Adelheid en Huub Kortekaas toekomst te geven ziet de Charity manager van de Rabobank wel iets in een goede voorbereiding om relaties te behoeden en vooral bij te staan om hun maatschappelijke ambities te realiseren. Loomans: ‘Dat kan een mecenas zijn, maar ook een tuincentrum of bouwmarkt die haar merk wil verbinden en positioneren met een kunstzinnige tuin om haar relaties te versterken met klanten, tuinclubs, medewerkers en leveranciers. Het onderhoud is hier cruciaal. Dat zou men kunnen faciliteren met geld, maar nog liever met mankracht. Het zal de company pride bij de medewerkers verbeteren.’

[2017]

bottom of page