150 jaar Rijksakademie
De Rijksakademie werd in 1870 opgericht door koning Willem III als een academie voor de kunsten waar kunstenaars werden opgeleid als Jan Toorop, Berlage, Breitner, Mondriaan, Constant Nieuwenhuijs en Karel Appel. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de Rijksakademie een artist residency. Iedere resident heeft een eigen studio ter beschikking en kan daarnaast gebruik maken van de technische werkplaatsen, een van de vier projectruimtes en van de bibliotheek/theoriewerkplaats. In 1999 werd de Rijksakademie verzelfstandigd en gefinancierd door de sectie Cultuur van het Ministerie van OCW en door andere overheden, bedrijven en fondsen. In 2011 werd het instituut, net als andere instituten, met zeventig procent gekort, later werd dat 50 procent. In maart 2018 heeft de minister de budgetten bijgesteld, zodat de nieuwe directeur weer kan denken aan opbouwen.
Binnenkijken bij Emily Pethick, directeur Rijksakademie
‘We kunnen weer bouwen’
De Rijksakademie bestaat 150 jaar. Gedurende die tijd heeft het instituut zich met de nodige hobbels ontwikkeld van een traditionele kunstacademie tot wat het tegenwoordig is, een internationaal gerespecteerde plek waar het neusje van de zalm van Nederlandse en buitenlandse kunstenaars graag wil werken aan hun ontwikkeling. Collect kijkt binnen, bij Emily Pethick, de directeur van de Rijksakademie.
Tekst & beeld van Koos de Wilt voor Collect
In 1992 verhuisde de Rijksakademie van de Amsterdamse Stadhouderskade naar de voormalige Kavaleriekazerne aan Sarphatistraat 470, een enorm complex waar kunstenaars uit Nederland en de rest van de wereld zich op de meest brede manier kunnen ontwikkelen. Sinds 2018 is Emily Pethick er directeur, als opvolger van Els van Odijk. Waar de vorige directeur in het jaar na haar aantreden in 2010, middenin de economische crisis, zeventig procent werd gekort door staatssecretaris Halbe Zijlstra, mag Pethick weer bouwen. De Londense is opgeleid als kunstenaar die zich later ontwikkelde als curator. Van 2005 tot 2008 werkte zij in Utrecht directeur van Casco, Office for Art, Design & Theory, daarna was ze tien jaar directeur van The Showroom in Londen. Aan haar vergadertafel in het hart van de Rijksakademie-complex legt Pethick uit wat de verschillen zijn tussen werken in Nederland en in het VK ‘De Arts Council England ondersteunt minder dan de overheid hier. Culturele organisaties in het VK moeten meer zelf geld verdienen en zelf fondsen zoeken dan hier. Zeventig procent van je inkomsten moet je in er zelf uit de markt halen. In mijn nieuwe functie wil ik ook graag op zo’n ondernemende manier meer steun voor artiesten krijgen. Onder leiding van de vorige directeur van de Rijksakademie is er veel gezaaid en kunnen we al wat oogsten. Ik merk dat er veel enthousiasme is bij de vrienden van de Rijksakademie, zelfs bij experimentele kunst waarbij men zich soms wel kan afvragen: is dat nu kunst?’, zo lacht Pethick. Lijkt de Amsterdamse kunstscene op die van Londen? ‘Amsterdam is kleiner dan Londen. Er zijn meer instituties die kunst ondersteunen dan in een stad als Amsterdam. Maar ook hier is er veel te doen als je de Randstad en grote steden eromheen erbij betrekt. We hebben hier internationaal gewaarde instituties zoals het Stedelijk Museum, Het Rijksmuseum, Eye, de Appel, Framer Framed, Het Hem, Witte de With in Rotterdam, Van Abbemuseum in Eindhoven en het Utrecht heb je Casco, BAK en het Centraal Museum. En dan zijn er nog internationaal bekende instituten als Park Sonsbeek, het Filmfestival in Rotterdam en IDFA in Amsterdam. En er is natuurlijk de Rijksakademie.’
Het experiment
Emily Pethick wordt dagelijks omringd door 46 kunstenaars die hier gedurende twee jaar kunnen experimenteren met hout, metaal, keramiek, fijnmechanica, met video, film, fotografie, elektronica, interactivity, programmeren, grafiek en met verf, kunststoffen en glas. Wat maakt de Rijksakademie bijzonder? ‘Het mooie is dat de Rijksakademie de voorwaarden schept waardoor kunstenaars zich in stilte kunnen ontwikkelen, alleen tijdens het weekend van de Open Studios ziet het publiek er wat van. Het gaat om dat uitproberen, het experiment. Een kunstenaar kan hier binnenkomen als filmmaker en vertrekken als beeldhouwer. Het niveau van ons instituut is geweldig. We hebben kennelijk iets te bieden want we kunnen kiezen uit een heel hoog niveau van kunstenaars die hier willen komen werken. De helft van de kunstenaars is Nederlands en de andere helft is internationaal en dat zorgt ervoor dat er veel beïnvloeding is over en weer.’
‘Het mooie is dat de Rijksakademie de voorwaarden ontwikkelt waardoor kunstenaars zich in stilte kunnen ontwikkelen, alleen tijdens het weekend van de Rijksakademie Open Studios ziet het publiek er wat van.’
De directeur loopt over een glazen luchtbrug naar een werkplaats met metaalmachines en een enorme lasercutter en via trappen naar een ruimte waar men van alles kan doen met elektronica en audiovisuele technieken. Daar is ook een ouderwetse doka. ‘Voor jonge kunstenaars is ook de doka een nieuwe techniek die nieuwe mogelijkheden opent. Maar ik ben hier vooral bezig met het kijken hoe we nog meer aansluiting kunnen krijgen met wat er nu speelt. Dat kan met een media lab en de laatste digitale technieken en ook door podia te creëren om na te denken hoe de digitale revolutie onze levens verandert en wat je daar als kunstenaar mee kunt doen. Wat ik ook aan het onderzoeken ben, is hoe we meer contactmomenten kunnen creëren met het publiek, zonder dat we het unieke van het instituut, het je in afzondering kunnen ontwikkelen, afbreken. We willen meer doen met de bibliotheek, meer discussies, meer lezingen en meer verhalen op de website. Het mooie is tegelijkertijd dat veel kunstenaars zich niet alleen meer willen opsluiten in hun studio, maar juist ook meer in samenwerking met de omgeving willen creëren.’
Het interdisciplinaire
Petick wandelt via een zoveelste trap naar een afgesloten ruimte waar de kunstwerken zijn opgeslagen die de residents achterlaten bij de Rijksakademie. Pethick is in haar internationale carrière al veel van die kunstenaars tegengekomen. Wat maakt een Rijksakademie residents bijzonder? Pethick: ‘Kunstenaars die hier hebben gewerkt, hebben hun technische palet verstevigd en ook hun persoonlijkheid. Ze hebben een soort zelfverzekerdheid kunnen ontwikkelen die je nodig hebt in de kunstwereld. Als persoon, maar ook in de technieken die je leert beheersen. Het interdisciplinaire van onze kunstenaars zie je ook in de content. Ze nemen iets mee uit hun eigen cultuur en kunnen dat uiten in de meest uiteenlopende technieken en in interactie met kunstenaars uit andere delen van de wereld.
‘Wat ik ook aan het onderzoeken ben, is hoe we meer contactmomenten kunnen creëren met het publiek, zonder dat we het unieke van het instituut, het je in afzondering kunnen ontwikkelen, afbreken.’
Emily Pethick loopt door een ruimte die is volgestouwd met oude gipsafdrukken van oude beelden uit de hele westerse kunstgeschiedenis. Van faraohoofden, Griekse en Romeinse beelden, beelden uit de renaissance tot beelden van de twintigste eeuw, soms van kunstenaars die hier hebben gewerkt. ‘Kunstenaars kunnen die beelden mee naar hun eigen atelier slepen om zich te laten inspireren in hun eigen werk.’ Is er eigenlijk nog wel belangstelling voor oude technieken? Pethick: ‘Dat is er zeker, alhoewel we vorig jaar geen schilders werkzaam hadden binnen de Rijksakademie. Nu zijn er vier. Er staat nog een enorme spieraam in de chemiewerkplaats waar gastbewoner uit Myanmar Sawangwongse Yawnghwe het schilderij Zomia Zombie Apocalypse op schilderde. Het beeldde soldaten uit die de complexe politieke situatie in Myanmar weerspiegelden. Het oude spieraam was eerder gebruikt voor het schilderen van historieschilderstukken. Ik vond het heel interessant dat hij een traditionele vorm opnieuw uitvond om een allegorisch verhaal te vertellen over een dringende kwestie in de hedendaagse wereld. Het spinraam was te groot om in een studio te nemen, dus schilderde Yawnghwe het in de werkplaats, waardoor zijn proces voor iedereen zichtbaar was.’
‘Het mooie is tegelijkertijd dat veel kunstenaars zich niet alleen meer willen opsluiten in hun studio, maar juist ook meer in samenwerking met de omgeving willen creëren.’
Pethick wandelt een ruimte in waar kunstenaars kunnen werken met verschillende printtechnieken en daarna naar een ruimte waar een van de resident een keuken heeft gemaakt. Pethick: ‘Dit is misschien niet iets wat je je direct voorstelt bij wat een kunstenaar maakt. Het is een sociale ruimte waar kunstenaars uit verschillende culturen elkaar kunnen ontmoeten en elkaar aanzetten nieuw werk te maken.’ Verderop is er een ruimte waar een enorme oven staat. Pethick: ‘Die loopt nu wel op zijn laatste benen en we proberen nu geld bijeen te sprokkelen om een nieuwe te kunnen kopen. Dat kost zo’n 150 duizend euro en we zouden daarbij graag ook onze technische adviseur meer laten werken. Die is in 2011 wegbezuinigd waardoor we haar nu alleen nog op parttimebasis kunnen inhuren. Er is hier veel behoefte om gebruik te maken van de oven en de technische hulp erbij. Ik doe mijn best om dat weer terug te krijgen.’
[januari, 2020]