top of page

'Als je mij in een kamertje zet dan verzin ik de hele New Tate in een week bij elkaar. Echt waar!'

Wat betekent kunst voor de journalist van de vorige eeuw H.J.A. Hofland? Koos de Wilt sprak hem  onder andere over de onzin van hedendaagse kunst en zijn liefde voor Rembrandt.

Interview: Koos de Wilt voor Passie voor Kunst (2003)

Mijn eerste kunstervaring was in Rotterdam, voor de oorlog. Mijn vader nam mij mee naar Boymans dat net de beroemde Emmaüsgangers had verworven. Mijn vader vond het geweldig. Hij was ontroerd en is er wel vijf keer naar gaan kijken. Ik liep als mannetje van elf naast hem en vond dat maar raar. Ik vond het een flauwekulschilderij. Ik dacht niet aan een vervalsing, maar dacht wel: ‘Dat kan ik ook. Met die holle ogen; een beetje je potlood vlak houden boven de oogleden en je hebt de Emmaüsgangers.’ Mijn vader was ontgoocheld toen hij hoorde dat het een vervalsing van Van Meegeren was. Het verbaasde mij niets.

In mijn kijken naar kunst ben ik nog dezelfde als toen ik zes was. In die tijd heb ik bewondering opgevat voor de negentiende-eeuwse graficus Gustave Doré. Wat mij plezier doet is zijn precisie, het geheimzinnige, de sfeer die hij oproept. Dat zie je of dat zie je niet. Doré heeft de hel in al zijn verschijningen geïllustreerd. Thuis in de kast hadden wij er een boek van staan in een vertaling van J.J.L. ten Kate. Als kleine jongen bekeek ik die zorgvuldig. Ik kan nog blindelings omschrijven waartoe de overspeligen en valsemunters werden veroordeeld. Dat was geen pretje. Die verschrikking sprak mij als kind aan. Kinderen hebben een bijzondere verhouding tot horror. Ik blader in De Hel, en ik herken de ervaring van vroeger: ‘It makes me feel so young,’ zong Frank Sinatra. Doré illustreerde ook het werk van baron von Münchhausen die de helft van zijn paard kwijtraakt, waarbij Doré zorgvuldig de darmen in het halve paard tekent! Ook heel interessant!

 

‘Een kunstenaar slaagt erin om met een glasheldere straal iets in je hersens te mikken. Dan merk je dat die kunstenaar tot jouw partij behoort’

 

Het eerste werk waarvan ik dacht ‘dat is kunst’, was een ets van de Nederlandse graficus en tekenaar Kuno Brinks. Het was een afbeelding van een eiland in de Loosdrechtse Plassen met een jongen en een meisje die zich in het eerste stadium van aan elkaar plukken bevonden. ‘Prelude’ stond eronder. Ik was twaalf toen ik dat zag en ik begreep dat volkomen. De ets was mij uit het hart gegrepen. De lijnen sloten zo goed aan op wat mij toen het allermeeste bezig hield. Dat was kunst! Een kunstenaar slaagt erin om — op een of andere manier — met een glasheldere straal iets in je hersens te mikken, in het bewuste tot het voorbewuste tot het überige; in alle lobben bij elkaar. Dan merk je dat die kunstenaar tot jouw partij behoort.

Er is een regelrechte lijn met de literatuur van Émile Zola en een schrijver als Guy de Maupassant. In Bel Ami beschrijft Maupassant een onderofficier uit Algerije die zijn weg probeert te vinden in Parijs. De roman begint met een gloeiend hete avond in Parijs. De soldaat heeft honger en dorst en vraagt zich af of hij zijn laatste sou moet besteden aan bier of brood. Hij komt een collega tegen die bij de krant werkt, bij de krant der kranten. Later bezoekt hij met zijn maîtresse een volkscafé. Daar zit een man met dikke haardos die hij een jaar niet lijkt te hebben gewassen. Zijn jas hangt achter op de stoel, uit één zak steekt een homp brood en uit de andere een wijnfles en – zo schrijft Maupassant – ‘zijn jas was een museum van vlekken’. Die man heeft daar 125 jaar geleden gezeten. Dankzij Maupassant kan ik u nu zijn signalement geven. Dat beschouw ik als goed schrijven.

Ik houd van deze Franse tijd, die je terugvindt in literatuur en kunst. En verder, om eens iets anders te noemen, van het werk van de Zwitser Jean Tinguely en de Amerikaan Edward Kienholz. Dat zijn allebei serieuze grappenmakers met een enorme kunde! Ik ben ook verliefd op het ontwerp van de toren van Vladimir Tatlin, het Monument voor de Derde Internationale. Mooi! Als je iets moois ziet, dan wil je dat aan je geliefde vertellen, want je wilt van iets moois altijd propaganda maken. En dat lukt nooit helemaal. Dat is de fundamentele eenzaamheid van ieder mens. Een hersentransplantatie lukt niet. Ook bij literatuur niet. Soms klinkt een tekst als de Marseillaise in mijn oren en als je dat dan de ander wilt uitleggen, zegt hij hooguit uit vriendelijkheid dat hij het snapt, maar het lukt nooit helemaal. Het dringt dan niet door zoals je het zou willen.

'Als je iets moois ziet, dan wil je dat aan je geliefde vertellen, want je wilt van iets moois altijd propaganda maken. En dat lukt nooit helemaal. Dat is de fundamentele eenzaamheid van ieder mens.'

Grote ideeën kun je niet uit je duim zuigen. Daarvoor moet je praten en toetsen met gelijkgezinden en bij elkaar zitten. Karl Marx zat met zijn vriend Kaspar Schmidt in een Berlijns café, dat gedreven werd door een meneer Hippel. Ze noemden zich Die Freien von Hippel. Anderhalve eeuw later merken we nog wat ze daar hebben bedacht. Ideeën komen tot ontwikkeling in clubs van gelijkgezinden. Wenselijk of onwenselijk. Bij Hitler en zijn makkers is dat ook het geval geweest, vrees ik.

 

Ook kunstenaars moeten bij elkaar zitten om zich af te vragen hoe ze de wereld zouden kunnen verbeteren. Dat is toch eigenlijk wat je moet willen? Picasso en Braque hebben de wereld op een nieuwe manier leren kijken. Ze hebben het beeld gefileerd en opnieuw in elkaar gezet. Ze zijn vernieuwers wier invloed zich later wereldwijd heeft uitgebreid, via de avant-garde tot algemeen bezit. Hun blik is een heel andere dan die van ons. Ik geloof niet dat we zulke kunstenaars op het ogenblik hebben. Of we hebben ze wel, maar ze vinden nog niet de erkenning waar ze recht op hebben. Een soort circusartiesten maakt de blitz, conformisten van de sensatie. Maar zo gaat het nu eenmaal. Picasso, in zijn status, zijn reputatie, is geëvolueerd van onbekend vernieuwer, tot heilige van de avant-garde, tot onaantastbare meester. En nu is hij, net als Van Gogh en zoveel andere dode meesters, een evenement geworden.

Onze hedendaagse cultuur kun je het beste begrijpen als een systeem van evenementen. En dan niet eens als een systeem, eerder als een complex, want in een systeem zit een samenhang. Onze monarchie is ook veranderd in een evenementenmonarchie, en onze democratie wordt een evenementendemocratie. Zo gaat het ook met de architectuur. Die heeft de neiging te veranderen in een evenementenarchitectuur. Je gaat niet naar het Guggenheim in Bilbao om te zien wat er onder het golvende dak van de heer Frank Gehry te zien is. Je gaat in de eerste plaats naar het gebouw toe, want dat is het evenement. Wat daar dan onder hangt, is van secundair belang.

'Onze hedendaagse cultuur kun je het beste begrijpen als een systeem van evenementen.'

 

Ook het nieuws dat we brengen in de krant tendeert naar een evenement. Ik moest kort geleden dertig regels schrappen uit een lang stuk, ten behoeve van de illustratie. Dat bleek de omvangrijke foto van een jongen die duidelijk de indruk maakt dat hij zich afvraagt wat hij die avond eens met zijn piemeltje zal gaan doen. Daar ging mijn verhaal niet over. Ik begrijp dat een krant een commerciële onderneming is en niet kan bestaan zonder een verhouding tot het lezerspubliek. En zonder advertenties gaat het ook niet. De krant moet een boel grootheden in zich verenigen, waarbij de opmaak ook van belang is. Maar soms denk ik: tja! Voor wie?

Ik denk dat wij bij NRC Handelsblad nog steeds proberen om zo min mogelijk een evenement te zijn. Ik zie de krant niet als een product, want een product loopt van de lopende band. Een krant is eigenlijk een vriendenclub, een groep mensen die het in beginsel met elkaar eens is, die in dezelfde toon schrijft, die in eenzelfde toon denkt en met elkaar in gesprek is en dan met energie en plezier de krant maakt. En een pleziertje van de redactie is dat je er je vrienden aantreft. Bovendien hoor je eens wat. Gisteren toevallig dat de uitvinder van de vuilnisbak Eugène Poubelle heet. Dat wist u niet. Eugène Vuilnisbak. Hoor je het in het Frans, dan denk je dat hij een dichter is.

Maar nog even over de belevingskunst. Natuurlijk heeft die zijn eigen publiek. Een ander soort mensen dan in de tijd van de avant-garde of in de Koude Oorlog. De mensen willen iets beleven. Het werk van Damien Hirst is belevingskunst. Een haai op sterk water in aquarium of de insectocutor, een kist met een klein elektrisch dingetje waardoor de vliegen die ertegen aan vliegen geëlektrocuteerd worden. Ik vind niet dat je het leven van welk beest dan ook kunt opofferen aan een kunstwerk. Dat is mijn ziel van de Verlichting. Ik vind het gratuit!

'Als je mij in een kamertje zet dan verzin ik de hele New Tate in een week bij elkaar. Echt waar! Ik vind het een vervelende troep die we de afgelopen tijd hebben gehad.'

Als je mij in een kamertje zet dan verzin ik de hele New Tate in een week bij elkaar. Echt waar! Ik vind het een vervelende troep die we de afgelopen tijd hebben gehad. Belevingskunst is au fond niets anders dan Disney. De dwang van de special effects. Schilders zijn vaak slechte vertellers, breedsprakig, je verveelt je suf. Ze halen er vaak flauwekul bij, allemaal dingen die jij niet in het schilderij ziet. Terwijl je als je het schilderij zelf ziet — en de kunstenaar houdt zijn mond — denkt: ‘Natuurlijk, dat is een goed schilderij!’

 

Er zijn kunstenaars met wie ik in gesprek zou willen komen en kunstenaars naar wie ik uitsluitend zou willen luisteren. Met de eerste sta je met één been nog in hun tijd, bij de ander moet het een voorstelling uit het verleden blijven. Ik zou weleens willen praten met de kunstenaar Hugo Ball, de dadaïst die tot de club van Tristan Tzara en Kurt Schwitters hoorde. Hij heeft een autobiografie geschreven in aforismen, wat op zichzelf al interessant is.

Ook naar Delacroix zou ik wel willen luisteren, of, om eens iemand anders te noemen, naar Ilja Repin. Ik zou dan willen horen waarom en hoe hij maakte wat hij maakte. Hij wordt gezien als de voorloper van het sociaal realisme in Rusland, maar was ook een meeslepend meester. Het menu van Malevitsj, Tzara en Breton zag er heel anders uit, maar op ons menu kunnen Repin en Malevitsj tegelijkertijd. Je kunt na verloop van tijd het één waarderen zonder het andere niet te waarderen. Ik vind de Russische avant-gardisten meeslepend mooi! Als ik hun werk zie, denk ik direct: kopen, kopen! Of, om bij het begeren te blijven, de etsen van Rembrandt. Ik zou er graag een willen hebben! Ja, wie niet!

'Rembrandt is mijn makker. Ik zou Rembrandt het hemd van het lijf vragen.'

Rembrandt is mijn makker. Als je op de oude Berlagebrug in het verlengde van de Ceintuurbaan staat en je kijkt in de richting van de stad, dan zie je een ets van Rembrandt, zij het dat daar nu een hoop troep is gebouwd en je er de Stopera ziet. Maar je kunt nog steeds de torens van de Zuiderkerk en de Westerkerk zien en je voelt je in de schoenen van Rembrandt staan. Met hem zou ik ook wel willen praten. Van hem zou ik willen weten hoe hij zijn effecten bereikte. Als je zelf tekent, kun je beter tot in de ziel van meesters doordringen, in zijn blik en in zijn techniek. Ik zou Rembrandt het hemd van het lijf vragen. Dat heb ik ook met de schilders die naar Italië gingen om daar te studeren en de antieke ruïnes te tekenen. Ik heb me ook aan ruïnes suf getekend, om iets te evenaren van de losheid van deze kunstenaars. Soms lijkt het wat. Maar ik blijf toch maar een klein kereltje.

[2009]

Foto: Yvette Zellerer

voor boek Passie voor Kunst

Bio

H.J.A. Hofland is in 1927 geboren in Rotterdam. Hij verhuisde in 1950 naar Amsterdam en ging politicologie studeren aan de UvA. Hij kreeg in 1953 een zomerbaantje bij de redactie buitenland van het Algemeen Handelsblad en ‘is langzamerhand journalist geworden en daardoor ook columnist en essayist’. Hij wil dit blijven tot hij erbij neervalt.

Boek over wat mensen hebben met kunst

Voor het boek ‘Passie voor kunst’ en het AVRO-televisieprogramma ‘Liefhebbers’ interviewde Koos de Wilt prominente Nederlanders uit de wetenschap, politiek, het bedrijfsleven over de kunst. Hieronder het interview met journalist H.J.A. Hofland over journalistiek, kunst en zijn passie voor Rembrandt.

bottom of page