top of page
IMG_1507.jpeg
cover_UZPQMIGNZX.png
IMG_1506.jpeg
IMG_1520.jpeg
IMG_2494.jpeg
IMG_1708.jpeg
inv_758LecturisWW.jpg
inv_1062WS.jpg
inv_472CeesW.jpg
inv_988new.W.jpg
IMG_1512.jpeg
IMG_1515.jpeg
IMG_1511.jpeg
John_Singer_Sargent_-_Repose.jpeg
1024px-Retrato_de_Juan_Pareja,_by_Diego_Velázquez.jpg

Urban Larsson, portretschilder

 

‘Iedere penseelstreek is een emotionele keuze van mijzelf’

 

Tekst & beeld van Koos de Wilt voor Collect

 

De in Amsterdam wonende Zweedse schilder Urban Larsson (1966) heeft zijn werkplek op het rustige en historische Prinseneiland, in het atelier waar zijn voorganger George H. Breitner honderd jaar geleden werkte. Het voor schilders ideale noorderlicht komt zo binnen dat alles wat je ziet er schilderachtig uitziet. Op de achtergrond is zachte klassieke muziek te horen en aan de wanden hangen tientallen portretten en Toscaanse landschappen. Verspreid in de ruimte staan verschillende ezels, antieke kasten en stoelen, een bak vol kwasten en een tafel met pigmenten en oliën om zelf verf te maken. Het is een ruimte om niet alleen prettig te werken, maar ook tot rust te komen en tegelijkertijd te worden geschilderd. ‘Ik merk wel dat mensen er vaak tegenop zien geportretteerd te worden, maar mijn ervaring is dat 99 procent van de mensen die ik heb geschilderd het heerlijk vonden’, vertelt de schilder. ‘Achter mij staat altijd een schildersezel met een spiegel zodat mensen het proces stukje bij beetje kunnen volgen. Voor het ministerie van Algemene Zaken mocht ik Wim Kok ooit schilderen. Ik weet nog dat hij mij belde om te vragen of hij tijdens het schilderen misschien de krant mocht lezen. Ik vertelde hem toen dat het niet de bedoeling was om een portret te hebben van een krant lezende premier. Ik herinner me dat we ontzettend leuke sessies en mooie gesprekken hadden.’

 

De in Amsterdam wonende Zweedse schilder heeft zijn werkplek op het rustige en historische Prinseneiland, in het atelier waar zijn voorganger George H. Breitner honderd jaar geleden werkte.

Ondanks de opkomst van fotografie zo’n 150 jaar geleden blijven er geschilderde portretten gemaakt worden van bestuurders van ministeries, universiteiten en andere organisaties. Urban Larsson maakte portretten van koningin Silvia van Zweden, van Máxima en Willem-Alexander, van partners van prestigieuze advocatenkantoren en van bijvoorbeeld Jan Six XI. Wat is er anders aan dan als er een foto wordt genomen? Urban: ‘Een schilderij geschilderd naar het leven, niet van een foto, is veel meer een interpretatie van een kunstenaar van wie iemand is, meer dan een foto ooit kan zijn. Verreweg de meeste portretschilders werken vanaf een foto, dat doe ik niet. Iedere penseelstreek is een rationele en emotionele keuze van mijzelf. Mijn portretten komen niet alleen dicht bij mijzelf, maar ook bij de geportretteerde. Daarom zijn geschilderde portretten nog steeds relevant. Ik denk dat er een diepte naar voren komt die tijdlozer is. Het is niet een blik van een tiende van een seconde, zoals bij een foto, maar een interpretatie die je maakt over een paar sessies van een paar uur. Ik ben geïnteresseerd in de werkelijkheid, naar een breder spectrum van wat een mens is. Juist in de laatste decennia zie je dat mensen dat weer graag willen zien.’

 

‘Mijn portretten zijn niet een blik van een tiende van een seconde, zoals bij een foto, maar een interpretatie die je maakt over een paar sessies van een paar uur.’

John Singer Sargent

Hoe lang duurt het om een portret te maken? ‘Dat hangt af van hoe groot het schilderij wordt. Maar ik ga uit van vijf á acht sessies van zo’n tweeënhalf á drie uur. Voor grote portretten kunnen stand-ins komen in plaats van de geportretteerde. Dat is om de kleren te schilderen. Een portret schilderen kost tijd. Een van mijn favorieten is de Amerikaan John Singer Sargent die leefde rondom de vorige eeuwwisseling. Zijn schilderijen hebben een losse toets en geven de indruk dat ze snel geschilderd zijn. Maar ook bij hem waren daar soms wel veertien sessies mee gemoeid om een indruk te wekken dat ze in één vlugge beweging op het doek te zijn gezet. Dat deed hij in een proces, in premier coup, zoals dat in negentiende eeuw gebruikelijk was. Ook Frans Hals schilderde zo al in de zeventiende eeuw. Het lijkt alsof hij zijn geportretteerden in een streek op het doek heeft gesmeerd, maar ook dat moet de tijd hebben gehad.’ En hoe zit dat met Rembrandt, schilderde hij niet sneller, bijvoorbeeld het niet gesigneerde, pasteuze portret van zijn vriend Jan Six I die op het punt staat zijn handschoenen aan te trekken? Larsson: ‘We weten weinig van hoe dat schilderij tot stand moet zijn gekomen. Ernst van de Wetering, de beroemde Rembrandtkenner, heeft eens gezegd dat het portret in een dag zou zijn geschilderd. Daar geloof ik niet in, je hebt dan geen idee van het proces van het schilderen. Zelfs Rembrandt moet er vele dagen over hebben gedaan. Daar ben ik van overtuigd. Ook Antoon van Dyck moet heel lang hebben gedaan over de schilderijen die een vlugge toets lijken te hebben.’ 

‘Ik ben geïnteresseerd in de werkelijkheid, naar een breder spectrum van wat een mens is.’
 

Wat is anders aan Larssons werk in vergelijking tot zijn zeventiende- of negentiende-eeuwse voorgangers? ‘Ik voel me een hedendaagse schilder. Ik probeer niet een oude stijl te imiteren, maar gebruik wel een visuele grammatica die in de afgelopen vijfhonderd jaar schilderkunst is opgebouwd. Die schilderkunst is in zijn academistische vorm aan het einde van de negentiende eeuw een doodlopende weg ingeslagen. Daarna kreeg je nieuwe stijlen zoals die van het impressionisme. De zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst was in veel opzichten veel “moderner”. Sargent had begin twintigste eeuw één voet in de kunstgeschiedenis bij schilders als Titiaan en Van Dyck en een andere voet in de tijd van het impressionisme. Die combinatie maakt zijn werk bijzonder omdat hij beide briljant beheerste. Ik ben voor mijn eigen werk niet bezig met de vraag in welke stijl ik schilder. Ik ben bezig met waarin ik zelf in geloof.’

 

Diego Velázquez

Michelangelo moet eens gezegd hebben dat een portret niet hoeft te lijken, dat het veel belangrijker is hoe je herinnerd wenst te worden in de toekomst. Hoe ziet Larsson dat? ‘Ik citeer vaak de schilder James Whistler. Die heeft ooit gezegd: Sometimes it takes a long time for a person to look like his portrait. Waar het om gaat dat je iemand op sterke en integere wijze portretteert waarbij het ook over 150 jaar interessant is om naar te kijken, dus ook als niemand de persoon in kwestie nog kent. Het portret van Juan de Pareja dat Diego Velázquez schilderde in 1650 heeft dat. Niemand kende Velázquez toen hij in Rome was om de Paus te portretteren. Om in vorm te komen heeft hij zijn assistent geschilderd. Ieder jaar was er in de Pantheon een expositie waar Velázquez dit schilderij liet zien. Het verhaal ging dat de Romeinse schilders die voor het werk stonden niet konden geloven wat ze zagen. In de eeuwen daarna is dat niet veranderd. Het is het eerste schilderij dat voor meer dan een miljoen dollars is verkocht. Het Metropolitan Museum of Art beschouwde het in die tijd als een van de belangrijkste aankopen in de geschiedenis van het museum. Toch bijzonder, een portret van een man die toen hij werd vereeuwigd, nog een slaaf was. Een paar maanden na het schilderen maakte Velázquez een vrij man van zijn in slavernij geboren assistent en het portret spreekt ons nog steeds toe.’

 

‘Een schilderij geschilderd naar het leven, niet van een foto, is veel meer een interpretatie van de kunstenaar van wie iemand is, meer dan een foto ooit kan zijn.’

Juan de Pareja staat er heel knap op. Hoe mild is Urban Larsson voor zijn cliënten? ‘De Nederlandse en Vlaamse schilders waren in de zeventiende eeuw naturalistischer, eerlijker dan hun collega’s in Italië, die meer idealiserend waren. Ik probeer mensen op een eerlijke manier af te beelden. Ik streef naar een beeld van de gehele persoon. Soms zien mensen zich als een mens dat ze zouden willen zijn. Het pakken van een karakter is een onbewust proces. Dat komt gedurende proces. Het kan zijn dat het al in de eerste sessie zichtbaar wordt, maar soms moet je je darlings killen en toch doorgaan om het nog beter te maken. Ik vergelijk het met het op een slap koord lopen waar je steeds je balans moet vinden. Het balanceren tussen verschillende kleuren, tussen donker en licht, tussen koud en warm, tussen proporties en dat alles in relatie tot het geheel. Een oog schilderen is niet moeilijk, maar een oog in relatie tot het geheel is de uitdaging. Aan de andere kant moet je al werkende in een soort flow komen en alles durven loslaten. Het is elke keer weer fascinerend als je ziet dat er ineens leven komt in het portret. Elke keer opnieuw is dat een uitdaging en na dertig jaar is het nog geen routine geworden.’

[2020]

bottom of page