Piet Heins kantoortje alias atelier bevindt zich achterin een voormalige keramiekfabriek van Philips, nu de plek waar de grote werkplaats, het restaurant en de winkel van het merk Piet Hein Eek zijn gevestigd.
De ontwerper laat een vinger zien met een flink litteken erop. Een ongelukje in de werkplaats.
In de hoek een gele koffer die is gevuld met rommel, plastic dat hij heeft meegenomen van een vakantie naar Tenerife. ‘Ik maak bustes van afval, hoofd en schouder heel klassiek’, zegt de ontwerper als hij de koffer openmaakt.
Dochter Roos staat met kapje, beschermende bril en oorkleppen aan een enorme zaag. Ze laat zich niet storen.
In de oude fabriekshal bevinden zich enorme hallen waar het sloophout ligt opgeslagen en waar de beroemde kasten en stoelen worden gemaakt.
In de winkel een top tien van zijn favoriete boeken. Allemaal boeken van dwarse denkers.
Boven wordt hard gewerkt aan een ruimte waar volgend jaar plaats moet maken voor een hotel.
Eek wandelt naar de hoek van de oude fabriek waar een appartement wordt gemaakt van veertig vierkante meter waar alles in zit. ‘Het wordt zijn eigen huisje, hier ga ik zelf een poosje wonen.’
Binnenkijken bij ontwerper Piet Hein Eek
‘Succes gaat over de mate van professioneel bezig zijn met wat je leuk vindt’
Tekst en foto's van Koos de Wilt voor COLLECT
De ontwerper laat een vinger zien met een flink litteken erop. Een ongelukje in de werkplaats. ‘Het bloedde als een rund en de pezen kwamen eruit. In het ziekenhuis wilde ze mijn vinger spalken, maar dat vond ik geen goed idee. Zo kon ik niet meer werken. Ik kreeg een soort mechaniek met een draadje dat veel duurder voor die afdeling was, dus wilden ze het eerst niet doen. Ik zette door. Zo kon ik blijven doorwerken en hoefde niet te revalideren. Over het geheel was het dus veel goedkoper en ik heb er geen blijvende beperking aan over gehouden.’ Een voorbeeld waarom specialisatie te ver is doorgeschoten, volgens Piet Hein Eek (1967): ‘Je hebt iemand nodig die alles vanuit het proces kan bekijken, vanuit een generalistisch perspectief. Een ander voorbeeld: in 1851 maakte de kassenbouwer Joseph Paxton het Crystal Palace in Hyde Park in Londen. Een paleis van staal en glas gemaakt met de nieuwste technieken. Paxton bouwde met de mensen die hij kende en kon vertrouwen en bleef daardoor binnen de tijd en budget. Door al onze specialiseringen zouden we nu nooit meer voor elkaar krijgen. De familie Philips deed vroeger ook alles zelf. Die openden hun eigen kruidenierszaken in de wijken die ze voor hun werknemers bouwden. Tegenwoordig hebben we de neiging alleen maar nieuwe dingen te willen maken met steeds een andere samenstelling van mensen. En als er dan iets misgaat wordt er een extra controlemechanisme opgezet voor een volgende keer. Dat levert natuurlijk een enorme waste op. Ik werk liever met mensen die goed zijn en die ik ken, ook omdat ik dat gewoon leuker vindt. En als je daarbij kunstenaars toevoegt, dan weet je niet precies wat er gebeurt, maar je voelt aan alle kanten dat het een impact heeft.
‘Mensen kunnen een heel leven lang in iets geloven en daarnaar leven om dan dood te gaan en er nooit achter te komen dat het heel anders zit.’
Piet Heins kantoortje alias atelier bevindt zich achterin een voormalige keramiekfabriek van Philips, nu de plek waar de grote werkplaats, het restaurant en de winkel van het merk Piet Hein Eek zijn gevestigd. Zijn eigen werkplek is een hoge en levendige ruimte volgestouwd met boeken, ordners, tekeningen, kaarten, potloden en overblijfselen van eerdere bezoeken aan hem. In de hoek een gele koffer die is gevuld met rommel, plastic dat hij heeft meegenomen van een vakantie naar Tenerife. ‘Ik maak bustes van afval, hoofd en schouder heel klassiek’, zegt de ontwerper als hij de koffer openmaakt: ‘Ik ben daar tijdens de crisis mee begonnen, de tijd dat we hier de eindjes aan elkaar moesten knopen. Toen de mensen hier zo’n beeld zagen van meer dan drie meter hoog werden ze gelijk enthousiast. Vanuit die creatie ontstond stimulans en dynamiek waardoor wat niet leuk was leuk werd.’
‘Ik kan niet zingen, maar als ik zou gaan zingen, zou ik er iets bijzonders van maken.’
Iets maken van waardeloos materiaal is nog steeds het handelsmerk van Piet Hein Eek. ‘Natuurlijk kun je alles wat je wilt maken nieuw maken en van alle denkbare materialen, maar daarmee put je de wereld uit. Ik denk liever vanuit wat er is of wat er is geweest. Dat zat er al vroeg in. Vroeger ging ik met mijn vader altijd naar ruïnes kijken in Engeland. Als ik een bouwval zie, wil ik er iets mee doen en weer opbouwen tot iets nieuws. Ik probeer steeds van materialen die geen waarde hebben iets van waarde te maken. Als je dan kunst van rommel kan maken, bereik je de grootst mogelijke waardevermeerdering.’
Succes
De ontwerper Piet Hein Eek staat bekend als een dwarse denker en doener. Een buurmeisje van de tijd dat hij nog een jongetje was vertelde hem eens dat ze bij haar thuis dachten dat ik waarschijnlijk zou opgroeien als een crimineel. Eek: ‘Ik had daar geen idee van en ook mijn moeder zag mij als het liefste jongetje van de wereld.’ Onorthodox is de ontwerper altijd gebleven, ook als het gaat over wat hij uit dit leven wil halen: ‘Als de wereld het heeft over succes dan gaat het over geld en bekendheid, voor mij gaat het over de mate van professioneel bezig zijn met wat je leuk vindt. Mijn succes is dat ik inmiddels al zo veel heb gemaakt en nog steeds mag maken. Als alles uiteindelijk dan mislukt en je hebt toch heel veel gecreëerd dan is het leven toch geslaagd, vind ik.’
‘Ik heb nog nooit zo veel getekend als ik de laatste jaren heb gedaan!’
Hoe is het allemaal zo ontstaan? ‘Ik bedacht voor mijn examen met sloophout te werken het kostte toen nog niets en ik vond het heel mooi. Na mijn studie presenteerden we een hele serie sloophouten kasten met nog een aantal andere ontwerpen in de kunstgalerie Serieuze Zaken van Rob Malasch. Hij bracht mijn kasten, vormgeving dus, voor het eerst naar de KunstRai. Dat was nog een heel gedoe toen. Een paar jaar later had ik een tentoonstelling in Groningen en het Stedelijk in Amsterdam van unieke stukken die daardoor een prijs hadden die alleen betaalbaar was voor de happy few. Daarna ben ik mij meer gaan concentreren op wat ik noem een democratische collectie. Ik wilde dat een stoel van mij ook door een leraar of een zuster kon worden gekocht. Daarom vond ik het ook leuk om voor IKEA te ontwerpen, in serie. Ik heb er geen moeite mee dat als iets goed is dat het dan veel geld waard is, maar wel als vormgevers slechte dingen gaan maken die heel duur zijn simpelweg omdat er maar één van is. Dat klopt niet.’
Alle tijd voor tekenen
In de hal veel herrie van apparaten die zagen, boren en timmeren. Dochter Roos staat met kapje, beschermende bril en oorkleppen aan een enorme zaag. Ze laat zich niet storen. Boven wordt hard gewerkt aan een ruimte waar tijdens de Dutch Design Week een tentoonstelling wordt gegeven maar dat volgend jaar plaats moet maken voor een hotel. ‘Niet te duur, bedoeld voor mensen die nadat ze een middag bij ons zijn geweest ook de nacht bij ons willen doorbrengen. Vooral het ontbijt moet geweldig zijn. Dat doe je dan in een ruimte die helemaal vol komt te hangen met kunst.’ Buiten staan ontwerpen van Piet Hein Eek, huisjes en delen van andere ontwerpen. Eek wandelt naar de hoek van de oude fabriek waar een appartement wordt gemaakt van veertig vierkante meter waar alles in zit. Met veel plezier vindt de ontwerper zijn weg tussen de bouwvakkers en wijst waar alles komt. ‘Het wordt zijn eigen huisje, hier ga ik zelf een poosje wonen.’
'Als alles uiteindelijk dan mislukt en je hebt toch heel veel gecreëerd dan is het leven toch geslaagd, vind ik.’
In de oude fabriekshal bevinden zich enorme hallen waar het sloophout ligt opgeslagen en waarxde beroemde kasten en stoelen worden gemaakt. De ontwerper loopt erdoorheen en geeft hier en daar een aanwijzing. Aan de achterkant is een restaurant ingericht in stijl en een winkel met de leukste spullen van en volgens Eek zelf. Meubels uit de werkplaats, kleding die hij zelf graag draagt en bijvoorbeeld een top tien van zijn favoriete boeken. ‘Ons feilbaar denken’ van Kahmann, ‘Over de democratie in Amerika’ van Alexis de Tocqueville, ‘Massa en macht’ van Elias Canetti, ‘Antifragiel’ van Nassim Nicholas Taleb. Allemaal boeken van dwarse denkers. Eek: ‘Mensen kunnen een heel leven lang in iets geloven en daarnaar leven om dan dood te gaan en er nooit achter te komen dat het heel anders zit. Zo is het eigenlijk altijd, dingen zijn altijd anders dan we denken. Bij het feit dat hier veel mensen werken in een groot gebouw denken mensen dat ik alleen maar bezig bent met managen. Maar het is natuurlijk vaak zo dat iemand die in zijn eentje een ontwerpbureau heeft, helemaal geen tijd meer heeft om te tekenen. Die moeten de administratie doen, naar de klant toe, een factuur sturen, een klacht oplossen etc. Daar heb ik geen last van. Het ligt natuurlijk aan de kwaliteit van je mensen en je organisatie. Ik heb nog nooit zo veel getekend als ik de laatste jaren heb gedaan!’
[2019]