‘Ik voel me een kameleon. En dat voelt goed’
Een van de vrouwen van Aboutaleb wordt ze ook wel genoemd, Jennifer Chan. De ondernemer groeide op in Friesland waar haar vader een Chinees restaurant had en studeerde in Rotjeknor. Daarna begon ze een carrière in de financiële wereld die haar terugbracht naar China. Hoe is het om te leven in twee werelden? (2012)
Lees andere voorbeelden
-
Oost-Turkije
Koos de Wilt in FD Persoonlijk
Ze zit in de Economic Development Board Rotterdam, een gezelschap van prominente Rotterdammers die hun burgemeester (en zijn wethouders) adviseren over economische groei en andere aangelegenheden. Ze zit in de board als zakenvrouw, maar dat is eigenlijk een te onderkoelde betiteling. Chan kent zowel China als Nederland van binnenuit en dat geeft haar een grote meerwaarde voor de stad die zo graag schepen uit China zijn haven ziet binnenvaren. “China is voor Rotterdam cruciaal voor de toekomst. Maar dan moet je wel contacten hebben. Goede relaties hebben zijn cruciaal voor het doen van business. Hoe goed je ook bent.’
Chan mag dan een appartement in Rotterdam hebben, een Rotterdamse is ze eigenlijk niet. Maar wat is ze dan wel? Geboren in Hong Kong, opgegroeid in Friesland, meestentijds woonachtig in Hong Kong, soms in Rotterdam, met ouders die inmiddels in Utrecht wonen. Houd het er maar op dat Chan een vrouw met meer gezichten is. In omgang onderhoudend en warm, maar ook nuchter en soms hard. En de ene keer vallen haar directheid en losheid op, de andere keer zijn dat juist preciesheid en terughoudendheid. Zo zat ze bij het eerste gesprek met opgetrokken benen en onderuitgezakt in haar joggingbroek in de lobby van Schiphol en was ze voor het tweede gesprek gekleed in een strak business outfit. ‘Ik voel me soms een kameleon en dat voelt eigenlijk wel goed. In de Chinese gemeenschap ben ik Chinees en in de Nederlandse omgeving ben ik Nederlands. Als je mij met een groepje Chinese zakenrelaties ziet praten, zul je mij niet herkennen. Dan zou ik minder gesticuleren, minder informeel zijn en niet je en jijen. Op een party waar zowel Chinezen en Nederlanders zijn schakel ik voortdurend om, dat is een second nature geworden.’
Als je mij met een groepje Chinese zakenrelaties ziet praten, zul je mij niet herkennen. Dan zou ik minder gesticuleren, minder informeel zijn en niet je en jijen.
Als het op zaken aankomt is ze vooral vasthoudend, zegt ze zelf, zonder ook maar een moment bitcherig gedrag te vertonen. Het is een van haar succesfactoren, denkt ze zelf : ‘Chinese zakenvrouwen mogen vrouwelijk blijven. Nederlandse vrouwen gedragen zich vaak heel mannelijk in een zakelijke omgeving. Stoer en met grote mond. Ik heb gemerkt dat je meer voor elkaar krijgt als je vrouw blijft. Je kwetsbaar durven opstellen in een zakelijk gesprek. Nederlandse vrouwen voelen zich daar vaak te geëmancipeerd voor.’
Tot haar negende woonde Jennifer in Hong Kong en heette ze Pui Kwan. Toen ze twee was moest ze afscheid moest nemen van haar vader die naar Nederland vluchtte. Het ging economisch slecht in de Britse kroonkolonie, het Rode Leger stond op het punt om het schiereiland binnen te vallen en vader Chan voelde zich allesbehalve veilig. Drie jaar later vertrok ook haar moeder naar Nederland. De kleine Pui Kwan bleef met haar broertjes en zusjes bij haar grootmoeder op het platteland wonen. Het was niet leuk, maar het was zoals het was. Als kind sta je daar ook niet zo bij stil, vindt Chan.
In Nederland ging haar vader eerst werken bij een familielid, maar al snel begon hij een eigen afhaalchinees in Heerenveen. Later opende hij Restaurant Peking in het Friese Appelscha. Vanaf haar komst naar Nederland hielp Jennifer in het restaurant. Omdat Nederlanders kinderen niet graag zien werken, was ze na school aanvankelijk alleen in de keuken te vinden. Afwassen, schoonmaken en helpen met koken. Toen ze een jaar of twaalf was, ging ze ook achter de afhaalbalie en in het restaurant werken. Kinderarbeid? ‘Onzin,’ vindt Chan. ‘Waar ik vandaan kwam, werkten wij in de zomervakantie mee op het land. Er is niks mis met werken, ook niet als je dat als kind al vroeg leert. Als je volwassen bent komt het ook niet allemaal naar je toegerold.’
Later opende haar vader Restaurant Peking in het Friese Appelscha. Vanaf haar komst naar Nederland hielp Jennifer in het restaurant.
Chan maakte – anders dan haar ouders - de middelbare school af, met Duits in haar examenpakket. Haar vader zag het al gebeuren. Hij zou samen met Jennifer een groter restaurant opzetten in Duitsland. Maar Jennifer had iets ander bedacht: ze wilde de bankenwereld in en de wereld zien. Weg van de vier muren van het restaurant, waar de werkdagen lang waren, de marges smal en de horizon beperkt. Ze wilde onafhankelijkheid, vrijheid. ‘Daarom vertrok ik naar Rotterdam om Bank- en Verzekeringswezen te studeren, zo ver mogelijk van Appelscha. Ik wilde ook terug naar Hong Kong, al was het maar voor een aantal jaar. Daar gebeurde het en daar zou het in de toekomst nog meer gaan gebeuren. Ik heb toen zelf in HongKong een stage geregeld bij wat toen nog ABN heette. En toen ik daar eenmaal was, wilde ik niets liever dan daar blijven.’
In het financial district van Hong Kong viel ze wel op. ‘Mijn accent werd als apart ervaren. Het was een beetje boers aangezien wij thuis in Appelscha het Chinees nog spraken van het platteland. Schotel tv met Chinese programma’s was er nog niet, dus ben ik nooit gecorrigeerd. Het voordeel was dat ik voor mijn bankcollega’s niet bedreigend was. Ze vonden me eerder aandoenlijk.’
Chinezen zijn – zo zegt het cliché – meesters in kopiëren. Chan moet erom grinniken: ’Creativiteit staat niet bovenaan het prioriteitenlijstje van Chinezen. Het leren schrijven van het Chinese schrift draagt niet bij aan creativiteit en frivoliteit. Het vereist een zeer vaste en op herhaling gebaseerde manier van werken. Dat kweekt goede uitvoerders, maar geen visionairs. Traditioneel is het ultieme doel van een Chinees te leren wat je baas kan. Het gaat niet om iets anders maken, zoals ze in het westen denken, maar om perfectie. Daarom zijn Chinezen niet alleen goed in het runnen van een restaurant, maar zijn het vaak ook goede chirurgen, ingenieurs en accountants.’
’Creativiteit staat niet bovenaan het prioriteitenlijstje van Chinezen. Het leren schrijven van het Chinese schrift draagt niet bij aan creativiteit en frivoliteit.'
Maar Chan is zeker geen slaafse uitvoerder, ze heeft eerder het bloed van een ondernemer. Dus richtte ze na elf jaar bij diverse banken te hebben gewerkt, ze haar eigen bedrijf op. Met Sinova Management Consultancy adviseert ze kleine en middelgrote Nederlandse en Belgische bedrijven die de stap naar China wilden zetten – voor inkoop van producten, verplaatsing van productiecapaciteit of afzetmarkt. Haar eerste klanten zaten in elektronica, veevoeding en relatiegeschenken, maar inmiddels wil iedereen in China zijn, en Sinova zit er middenin. Vorig jaar verkocht ze haar bedrijf aan een Nederlandse trust voor een bedrag dat ze niet mag noemen, wel fluisteren. Een mooi bedrag. De trust wilde graag een Chinese poot hebben. Nu kan Chan zich bezighouden met andere dingen ook, zoals het opnemen met een CD met de Nederlandse zangeres Laura Fygi, die in Hong Kong heel beroemd is. Met Chans contacten in Nederland en Hong Kong en met haar zakelijke instinct helpt de zangeres verder.
‘Wat Hongkong-Chinezen kenmerkt is dat ze succes willen hebben - en moeten hebben, want er is geen sociaal vangnet. Succes staat gelijk aan geld en als je het hebt, moet je het laten zien. Door je Prada zonnebril, je Gucci tasje of je BMW. In Hong Kong zijn mensen meer sophisticated dan bijvoorbeeld in Sjanghai waar het er meer nouveau riche uitziet. Ook in Nederland gaan Chinezen voor uiterlijk vertoon, dat is niet alleen iets van een eerste of tweede generatie migranten. Ze zijn heel trots en laten graag zien als het hen goed gaat. Ik heb het Nederlandse calvinisme in mij zodat ik daar meer los kan staan. Ik kan daar makkelijker op inspelen met mijn Friese nuchterheid. Ik begrijp het wel. Het is in China, meer dan in Nederland, survival of the fittest. China is dan wel officieel communistisch, zeker als het gaat om mensenrechten, maar als het gaat om economische kwesties puur kapitalistisch, heel hard. Ik heb me daar snel op aangepast. Ik kan heel hard zijn. Ik probeer altijd rechtvaardig te zijn, maar ik weet dat dat niet kan in China.’
‘Wat Hongkong-Chinezen kenmerkt is dat ze succes willen hebben - en moeten hebben, want er is geen sociaal vangnet. Succes staat gelijk aan geld en als je het hebt, moet je het laten zien.'
Eigenlijk, zo vindt Chan, kunnen de Nederlanders veel leren van Chinezen. ‘Vroeger konden Nederlanders ook hard werken. We zijn hier in Nederland een beetje een slachtoffer van ons succes in het verleden. Ik zie vooral veel zelfgenoegzaamheid. Dat is jammer, want Nederlanders hebben goede eigenschappen en die hebben grote bedrijven opgeleverd. Naast de openheid om dingen te leren, zijn ze goede onderhandelaars, ze halen het onderste uit de kan. Minder zijn ze in het goed voor hun klanten zorgen. Ik was kort geleden in een tweesterrenrestaurant waar ik mijn jas en sjaal aan de ober wilde afgeven. “Mevrouw, daar is de garderobe”, zei hij. Typisch Nederlands. In een Chinees restaurant is het soms een beetje te nederig, maar dit kan ook anders, toch?’ Chan ziet de huidige crisis ook als kans: ‘Veel klanten hier in Nederland zijn nu afwachtend, terwijl Chinezen maar door gaan en bijvoorbeeld al de hele Griekse haven hebben overgenomen. China staat er beter voor dan het Westen. Het kan er beter tegen als ze geld verliezen. Maar ik zeg altijd: het woord ‘crisis’ in het Chinees is Wei Ji wat de woorden ‘gevaar’ en ‘kans’ met elkaar verbindt. En zo zie ik dat ook: crisis is ook een kans het anders en beter te doen.’
Wie: Jennifer “Pui Kwan” Chan (1966)
Is: Ondernemer
Wat: Een leven tussen Friesland, Rotterdam en Hong Kong
Er is een steeds groter wordende groep jonge allochtone vrouwen die niet te stoppen is. Wat hebben zij gedaan om hun weg te vinden en succesvol te zijn in hun werk? Het managementboek ‘De weg naar succes’ legt de verbinding cultuur en professioneel succes van jonge allochtone vrouwen.
Jennifer ‘Pui Kwan’ Chan, Chinese achtergrond
‘Met respect tonen, krijg je meer voor elkaar'
Ik ben geboren in Hong Kong en kwam in Nederland toen ik bijna negen was. Op mijn tweede was mijn vader al naar Nederland vertrokken en op mijn vijfde volgde mijn moeder mijn vader. Ik ben toen met mijn zusje bij mijn grootouders gaan wonen. Mijn vader was vertrokken omdat midden jaren zestig er de nasleep was van de Culturele Revolutie in China en Hong Kong zich in een economische malaise bevond. Het heeft er zelfs op geleken dat de Rode Brigades de Britse kroonkolonie Hong Kong zou binnenvallen. Veel Hong Kong Chinezen zijn toen vertrokken - naar Amerika, Engeland, Frankrijk en ook naar Nederland. In Hong Kong was mijn vader drukker en in Nederland is hij eerst gaan werken bij een familielid die hier al woonde. Als snel begon hij voor zichzelf. Het eerste restaurant opende hij in Heereveen, een eenvoudige afhaalchinees. Later opende mijn vader een groter restaurant in Appelscha. Als kind heb ik altijd meegeholpen in het restaurant. Omdat Nederlanders een heel ander beeld hebben bij kinderen die werken, heb ik aanvankelijk alleen in de keuken gewerkt. Toen ik een jaar of twaalf was ben ik ook achter de afhaalbalie en het restaurant gaan weken. Werken in het restaurant was een gegeven. Je dacht er niet bij na. Iedereen werkte. Waar ik vandaan kwam, werkte mijn generatie in de zomervakantie ook mee als seizoensarbeider op het land waar we bloemen plukten. Dat was allemaal heel normaal.
Mijn vader is een Chinees restaurant begonnen omdat het de enige mogelijkheid was. De eerste generatie Chinezen spraken de taal slecht en was niet goed opgeleid. Het restaurantwezen kun je makkelijk leren en er was toen al veel vraag naar Indisch eten. Er waren veel Indonesische Nederlanders naar Nederland gekomen waardoor de vraag naar Indonesisch eten heel groot was. Dat gat in de markt kon niet alleen opgevuld worden door Indonesiërs. Zakelijk ingestelde Chinezen zijn hier ook op gedoken. Chinese restaurants heten daarom ook veelal Chinees Indische Restaurants. Of je nu in Appelscha bent of in Maastricht, Chinese restaurants zijn vaak heel vergelijkbaar. Dat heeft deels te maken met de vraag en deels is het ook het gebrek aan creativiteit bij Chinezen. In China leren mensen de meester te kopiëren. Het ultieme doel is te leren wat de baas kan. Het gaat dus niet om iets anders maken, niet om creativiteit, maar om perfectie. Daarom zijn chinezen ook vaak goede ingenieurs en accountants. Ze kunnen heel precies en accuraat dingen uitvoeren.
Ik heb VWO gedaan in Oosterwolde en na de middelbare school ben ik gaan studeren in Rotterdam. Mijn vader wilde eigenlijk niet dat ik ging studeren want hij wilde met mij een nog groter restaurant opzetten in Duitsland. Hij spreekt geen woord Duits en ik had allerlei talen in mijn studiepakket. Maar dat wilde ik perse niet en ging dus ver van huis in Rotterdam aan de HES Bank- en Verzekeringswezen gaan studeren na de eerste jaar Economie aan de Erasmus universiteit. Ik wist al vanaf de vierde klas middelbare school dat ik in de bankenwereld wilde werken. Dat was mede omdat het internationaal is en ik daarbij gebruik kon maken van mijn multiculturele achtergrond. Het bankwezen is bij uitstek een internationale bedrijfstak. Bovendien was ik heel goed met cijfers. Diep in mijn hart wilde ik terug naar Hong Kong, al was het maar voor een aantal jaar. Het was mij al tijdens mijn studie in Rotterdam duidelijk dat het zakelijke centrum van de wereld de komende decennia zou verschuiven naar het Verre Oosten. In de jaren tachtig was vooral Japan in de belangstelling, maar wij kregen toen al veel informatie door dat er ook in China heel veel te gebeuren stond. En dat heeft mij kansen geboden.
Tijdens mijn studententijd waren er nauwelijks Chinese meisjes die studeerden. Ik kon ze in Rotterdam bijna op een hand tellen. Dat kwam omdat hun Nederlands niet goed genoeg ontwikkeld was. De meesten waren rond hun tiende naar Nederland gekomen en hadden daardoor een taalachterstand opgelopen. De eerste generatie Chinezen in Nederland hadden zelf ook nauwelijks opleiding genoten. Mijn ouders vonden het al geweldig dat ik de middelbare school had gedaan. Mijn moeder kan zelf amper schrijven en maar een beetje lezen. Rond mijn twaalfde ben ik een beetje gaan nadenken wat ik met mijn leven wilde. Ik wist het toen nog niet goed, maar een ding wist ik zeker: ik wilde niet de rest van mijn leven in een restaurant slijten. Dat was mijn drive. Ik vond het niet inspirerend en het is keihard werken, vaak ook nog voor weinig geld. Er zit namelijk zo weinig marges op het eten. Ik verwacht dat er de komende jaren wel dat er fine dining concepten zullen opkomen in het Chinese restaurantwezen waardoor de marges hoger worden. Ik vind het leuk om daarover mee te denken binnen de netwerken die ik heb.
In mijn studententijd heb ik een hele leuke tijd gehad. Ik heb ook heel veel geleerd. Ik deed heel veel in de Rotterdamse Chinese gemeenschap. Ik ben bij de Chinese kerk als vrijwilliger dingen gaan organiseren, ik heb Chinese vrouwen en oude van dagen geholpen om op te komen voor hun rechten en heb mensen geholpen met de taal. In die tijd was dat allemaal nog nauwelijks georganiseerd, waardoor er ook bij de overheid niet duidelijk was hoe de Chinese gemeenschap in elkaar stak. Ik heb veel nagedacht over het feit dat ik in twee culturen ben opgegroeid, maar ik heb het nooit als een probleem ervaren. Integendeel: in vond het een privilege. Ik droeg dat ook altijd uit in mijn wekelijkse rubriek in een Chinese krant in Nederland. Ik heb het beste uit de twee werelden proberen te grijpen. De vrijheden, de eigenwijsheid, het initiatiefvolle en het rebelse van de Nederlanders en aan de andere kant het respect dat je hebt voor ouderen, de trots, het harde werken en de gehoorzaamheid naar de ouders dat Chinezen hebben.
Ik heb al die eigenschappen mij eigen gemaakt en ik pas ze ook toe. Het gaat erom dat je op het juiste moment in de juiste dosering daarvan gebruik maakt: dus niet te brutaal in een traditionele Chinese omgeving en niet te nederig in een Nederlandse. In zakelijke omgeving moet je bij Chinezen niet het onderste uit de kan halen of met je vuist om tafel slaan. Daarmee toon je geen respect. En bottom line herkennen alle mensen zich daarin. Iedereen vindt het fijn met respect behandeld te worden. En dat kunnen Chinezen. Chinese vrouwen mogen ook vrouw blijven. Nederlandse vrouwen gedragen zich vaak heel mannelijk in een zakelijke omgeving. Ik durf niet te stellen dat het beter is voor de economie als vrouwen zich meer vrouwelijk zouden gedragen, maar het is in ieder geval beter voor de vrouwen zelf. Ik heb ook gemerkt dat je meer voor elkaar krijgt als je vrouw blijft. Nederlandse vrouwen voelen zich daar vaak te geëmancipeerd voor.
Ik ben begonnen in het bankwezen via een stage bij wat toen nog ABN was. In die tijd was het nog absoluut niet gebruikelijk buitenlandse stage te lopen. Maar de manager van de bank in Hong Kong vond het kennelijk wel initiatiefrijk dat ik zomaar zelf belde om een stage te krijgen. Ik werd helemaal verliefd op Hong Kong en wilde niets liever dan blijven. Niet alleen sociaal is het leuk, maar ook de carrièremogelijkheden waren geweldig. ABN zat in die tijd in een fusie met de AMRO waardoor er vele mensen uit moesten en daarom ben ik gaan werken bij Rabobank. En ik ben nooit meer teruggekomen naar Nederland. Ik heb nu alleen een appartement in Rotterdam dat ook gebruikt wordt door collega’s die naar Nederland moeten reizen. Mijn ouders wonen niet alleen in Rotterdam (mijn ouders wonen momenteel in Utrecht) en ik heb er ook een vestiging van mijn bedrijf Sinova (Bedrijf is gevestigd in Rotterdam). In 2002 ben ik daarmee gestart. Eerst met een medewerker, nu met dertig mensen in Hong Kong, vijf in Shanghai, 2,5 in Nederland en één in België. Wij adviseren in eerste instantie bedrijven uit de Benelux die, al dan niet via Hong Kong, zaken willen doen in China. Dat kan zijn voor inkopen van producten, het verplaatsen van productiecapaciteit of het inzetten van China als verkoopmarkt. De laatste paar jaar zijn we actief met expansie van Chinese bedrijven in Europa. Wat ik meeneem is de kennis van de taal, de contacten, de cultuur en kennis van zaken op financieel en fiscaal gebied.
Mijn basis is Hong Kong. Ik woon er met mijn man en kinderen, een van zeven en een van veertien maanden. Mijn man is een Hong Kong Chinees die alleen in Nederland is om de grootouders van zijn kinderen te zien. Wij zijn een zogenaamd bankstel. Ik heb hem bij de Rabobank in Hong Kong leren kennen. Hij kent Nederland ook goed, want hij heeft anderhalf jaar op het hoofdkantoor van de Rabobank gewerkt. We zijn het gewend om in verschillende werelden te leven. Ik voel me ook soms echt een kameleon en daar voel ik me heel goed bij. In de Chinese gemeenschap ben ik Chinees en in de Nederlandse omgeving ben ik Nederlands. Dit is voor mij een typisch Nederlands gesprek. Als je mij met een groepje Chinese zakenrelaties zou zien praten, zou je mij niet herkennen. Dan zou ik minder gebaren, minder relaxed (wellicht relaxed vervangen met “informeel”, want anders lijkt het of ik niet me zelf kan zijn in een Chinees gezelschap wat natuurlijk niet het geval is, het is alleen anders.) zijn en niet je en jijen. Ik ben dan formeler. Bij een cocktailparty waar zowel Chinezen en Nederlanders aanwezig zijn is het wel eens grappig, als je dan steeds maar weer moet omschakelen. Ik voel me daar prima bij. Het is een second nature geworden.
Vanuit mijn Nederlandse en Hong Kong achtergrond is China ook voor mij een vreemd land. Doordat de Britten zo’n honderd jaar aanwezig zijn geweest in Hong Kong is dat overal aan te merken. Dat merken Chinezen ook. Hong Kong is sophisticated, materialistisch en westers. Ik heb ook een meer zuidelijk accent als ik Mandarijn spreek. Daarnaast zijn mensen in Beijing vaak wat groter en wat grover dan mensen uit Hong Kong. Meisjes uit het zuiden hebben vaak ook een wat donkerder huidstint. Mensen die uit de buurt van Tibet komen hebben zelfs westerse features wat je ziet aan de hogere neusbrug. Hong Kong blijft een centrale positie spelen in het zakelijke spel tussen de westerse en oosterse wereld. Het is nog steeds een soort zelfstandig deel van China en veel internationale bedrijven zien het nog steeds als een springplank tot de rest van China. Hong Kong heeft daarmee een hele bevoorrechte positie in de wereld.
Er is wel nog wel een groot verschil tussen Chinese staatsbedrijven, of gedeeltelijke staatsbedrijven, en particuliere bedrijven. Je voelt daar de communistische cultuur – het is er veel hiërarchischer, trager, bureaucratischer. Veel Chinese bedrijven zijn in familiehanden, zelfs in een zo’n ontwikkelde economie als die van Hong Kong. Je hebt een paar families die behoren tot de rijkste van de wereld. Ik werk anders, ik werk juist niet met broertjes en zusjes. Maar het is zo inherent aan de Chinese cultuur dat je werkt binnen familieverbanden dat het nog wel een paar generaties duurt voordat Chinezen professioneel management inhuren om hun bedrijven te leiden. Op dit moment zie je dat staatsbedrijven worden toebedeeld aan private partijen. Misschien dat in deze omstandigheid een professioneel management zal worden ingezet in plaats van allemaal familieleden. Naast de nadruk op familieverbanden is ook kenmerkend dat Chinezen gaan voor uiterlijk vertoon. En dat is niet alleen iets van een eerste of tweede generatie migranten. Ze zijn heel trots en laten graag zien als het hen goed gaat. In Hong Kong zijn mensen meer sophisticated dan in China waar het er meer nouveau riche uitziet. Onder het communisme gaat het niet alleen maar? om Gucci tassen of Dior jasjes, maar om macht, om hoge posities. Ik heb het Nederlandse calvinisme in mij zodat ik daar meer los kan staan. Ik kan daar makkelijker op inspelen met mijn Friese nuchterheid. Mijn relativering komt me heel goed van pas als ik zaken doe met Chinezen.