top of page
1599px-Gezicht_op_Middelburg,_Johannes_Goedaert,_1630_-_1668.jpg

Zeeland moet nu kiezen

Wat maakt het Zeeuwse landschap anders? Wat heeft de geschiedenis gedaan en wat is de rol van de Zeeuwen erin? En waar gaat het naartoe? Historisch geograaf Aad de Klerk en architect en stedenbouwkundige Henk Hartzema gaan erover met elkaar in gesprek… Interview van Koos de Wilt voor Zeeland van Jeroen Hofman

Zeeland moet nu kiezen

 

Wat maakt het Zeeuwse landschap anders? Wat heeft de geschiedenis gedaan en wat is de rol van de Zeeuwen erin? En waar gaat het naartoe? Historisch geograaf Aad de Klerk en architect en stedenbouwkundige Henk Hartzema gaan erover met elkaar in gesprek…

Interview van Koos de Wilt voor Zeeland van Jeroen Hofman

 

‘Sinds de zeventiende eeuw kwamen mensen al uit het binnen- en buitenland om zich te vergapen aan Walcheren als de Tuin van Zeeland. Het was een lusthof en buitenplaats die rijk was aan kunstschatten en landschapsarchitectuur’, zegtAad de Klerk, historisch geograaf die in 2003 promoveerde op het proefschrift Het Nederlandse landschap, de dorpen in Zeeland en het water op Walcheren. ‘En nog steeds is Zeeland prachtig. Middelburg staat in de top tien van de monumentensteden van Nederland en daaromheen zie je een lappendeken van schitterende landschappen. Er is een oude tekening in de collectie van het Rijksmuseum van een Gezicht op Middelburg door de Zeeuwse schilder Johannes Goedaert (1630 - 1668). Je ziet daarop al het kleinschalige, gedifferentieerde landschap van Walcheren met heggetjes rondom perceeltjes. Dat is het Walcheren dat er in zijn gevarieerdheid nog is. Dat is ook het Zeeland dat schrijvers en schilders in de negentiende eeuw vanuit de trein en de stoomtram aan zich voorbij zagen glijden. Zeeland was verbonden met de wereld, er was naast een dagelijkse veerdienst naar Engeland zelfs een trein die uitkwam in Rusland. Net als Mondriaan en Toorop later volgden zij de elite van elders die in Domburg de zomer doorbracht om er van het Zeeuwse landschap te genieten. Ook Zeeuwen zijn er zich van bewust. Velen hebben thuis een oude kaart van Zeeland aan de muur hangen.’ 
 

‘Nog steeds is Zeeland prachtig. Middelburg staat in de top tien van de monumentensteden van Nederland en daaromheen zie je een lappendeken van schitterende landschappen.’ 
 

Kunst is overal aanwezig, ziet ook de architect en stedenbouwkundige Henk Hartzema: ‘Bijzonder vind ik altijd dat je hier in een relatief kleine stad als Goes een gerenommeerde kunsthandel aantreft en in Middelburg het Zeeuws Veilinghuis waar je de mooiste objecten vindt die de rijke geschiedenis van de provincie laten zien. Het is vaak kunst uit de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd dat Zeeland een van de welvarendste gebieden was van Nederland. Mensen uit de hele wereld kwamen hier naar het landschap en de steden kijken.’ Henk Hartzema heeft veel landschappelijke projecten gedaan in Zeeland en is gefascineerd door Zeeland. ‘Als ik over de betonplaten van de Haringvlietdam rijd, geeft mij dat altijd het gevoel van vakantie. Je komt los van de Randstad en ervaart de weidsheid van Zeeland. Het is Nederland in een notendop - met polders, dijken, dorpen met kerken, met boerderijen en met een vuurtoren. Het is wat eilanden hebben, zoals de Wadden. Vooral de stoere dijken hier in Zeeland vallen op. Vanaf daar kijk je weids uit over het landschap met hier en daar een huisje tussen het groen. Het is een machtig landschap en volgens mij het enige landschap in Nederland dat de laatste vijftig jaar mooier is geworden. Het is een plek waar je als mens wordt opgenomen in iets groters. De almachtigheid van het landschap overdondert je en de enorme windmolens, dijken en sluizen versterken dat.’ 

 

Het Zeeuwse landschap

Aad de Klerk woont zelf, na jaren in de Randstad, al decennialang in Middelburg en kent het Zeeuwse landschap door en door: ‘Vooral de enorme diversiteit van het landschap valt mij altijd op. Op een groot deel van Walcheren wordt je blik altijd begrensd door eeuwige horizon van de duinen, maar overal elders zijn het de dijken die het einde van de menselijke leefwereld markeren. Die dijken werken als groeiringen in een landschap en vanaf Goes naar het zuiden gaande kom je misschien wel twintig dijken tegen. Ik denk bij al de verschillende landschappen ook aan al de verschillende geuren. Aan zeekraal bijvoorbeeld, het zoutminnende gewas dat hier van oudsher groeit op de schorren, waar de zee het land overstroomt. Ook de paalhoofden zijn typisch Zeeuws. De stranden zijn ondenkbaar zonder de enkele of dubbele palenrijen. En dan is er de rijke geschiedenis van verschillende soorten landbouw. Met graan, meekrap, fruitteelt en - sinds de negentiende eeuw - de suikerbiet. Je hebt de weidse polders van Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Beveland en de kleinschalige op Zuid-Beveland. Heel gevarieerd en dat alles levert een verscheidenheid van landschappen op en ook belangrijke verschillen in leefwijzen die je tot op de dag van vandaag nog kunt terugvinden onder de Zeeuwen.’
 

‘Het is volgens mij het enige landschap de enige provincie in Nederland dat de laatste vijftig jaar mooier is geworden.’
 

Bij het Zeeuwse landschap denkt Hartzema aan water en land: ‘Ik denk dan ook aan de weinige vissers van Yerseke en zie een stuk land, een zeekering en daarachter de zee. Ik zie de vier seizoenen op één dag en al de mensen die als passanten door het landschap schuifelen. Maar ik zie ook de toenemende verzilting als gevolg van zeespiegelstijging waarbij nu ook de traditionele akkerbouw in geding komt en daarmee de innige relatie van dorpskernen en het omliggende vrije veld. De beleving van de seizoenen, de opbrengst van noeste arbeid en de ervaring van goddelijke aanwezigheid gaven eeuwenlang hun zegen aan het bestaan. Maar dat verandert nu. Oplopende tekorten aan zoetwater vormen een trage ramp die zich in Nederland aan het voltrekken is, met name hier in de Zuid-Westelijke Delta.’

 

Zeeland tegen Holland

‘Zeeland is niet groot in aantallen bewoners. Dat was vroeger al zo en ook nu wonen er nog maar zo’n 380 duizend mensen in de provincie’, aldus Hartzema. ‘Het waren in de afgelopen vijf eeuwen de dominante, Hollandse gewesten die de buitengewesten hebben overvleugeld en zich er hebben uitgeleefd, zo ook Zeeland. Nu is het de tijd voor de Zeeuwen om weer voor zichzelf op te komen, trots te zijn op hun geschiedenis en hun landschap. De omstandigheden bieden daarvoor de kansen. De klimaatverandering en de zeespiegelstijging zal grote gevolgen hebben voor het Zeeuwse rivieren en het landschap. Dat betekent voor Zeeland dat er weer spierballen mogen tonen waarbij nieuwe overgangen van water en land moeten worden overbrugd. Net als met de Deltawerken zal er een nieuwe uitdaging moeten worden aangegaan en het menselijke kunnen en ingenieursdaadkracht wordt opgerekt. En dat kunnen de Zeeuwen dan op hun conto schrijven.’

 

De Klerk: ‘De Zeeuwen staan voor de keuze: het afsluiten en nog hoger maken van de dijken, wat water doorlaten óf zeewaarts uitbreiden met nieuwe eilanden voor de kust. Maar ze kunnen meebewegen, zoals zo vaak is gedaan in de geschiedenis. Eigenlijk zoals het Verdronken Land van Saeftinghe, dat ooit laag lag, nu door al het slib het hoogste deel van Zeeland is geworden - door mee te bewegen. Alleen Walcheren is door de eeuwen heen blijven vastliggen door de vele miljoenen die het waterschap sinds de zeventiende eeuw heeft geïnvesteerd in de bescherming en vastzetten van het gebied. Daarom heet het ook wel het Eiland met de Gouden Rand dat stevig blijft liggen ondanks de diepe stromingen er vlak naast bij Westkapelle en Zoutelande.’ Hartzema sluit zich daarbij aan: ‘Zeeland verandert en beweegt steeds/is beweeglijk?. Bekend is er in de vijfhonderd jaar geschiedenis zo’n 185 dorpen zijn opgegeven aan de zee. Dorpen die door vloed en overstroming inmiddels niet meer bestaan.’ De Klerk: ‘In de Middeleeuwen was Reimerswaal nog de derde stad van Zeeland. Alleen Middelburg en Zierikzee waren groter. Maar de markt, het stadhuis, de kerk en het klooster verdwenen in de zestiende eeuw allemaal onder water door stormvloeden. De overblijfselen zijn bij laag water nog te zien.’

 

Luctor et Emergo

De tegenslag en ook veerkracht van Zeeland sluit aan bij de Zeeuwse wapenspreuk Luctor et Emergo, ziet Hartzema: ‘Ik associeer die wapenspreuk met het eeuwenlange, protestante geploeter tegen de elementen. Er zit ook iets heroïsch in die kreet. Zeeuwen wonen op de klei en het veen en hebben het zwaarder dan de mensen die wonen op het zand. Dat is ook in het DNA gaan zitten. Het NK Tegenwindfietsen op 8,5 kilometer lange Oosterscheldekering illustreert dat. Dat vindt pas plaats bij een zuidwesterstorm met minimaal windkracht 7.’ De Klerk: ‘De wapenspreuk betekent letterlijk ‘Ik worstel moedig en ontzwem!’ en de meeste mensen verbinden dat aan het voortdurende gevecht tegen het water. Maar het blijkt een spreuk te zijn die is opgekomen aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog, het gaat dus over de strijd tegen de Spanjaarden. Maar natuurlijk past het ook goed bij het gevecht met het water. Niet alleen met de zee, maar zeker ook het binnenwater. Bijna niemand weet nog dat tot de jaren dertig van de vorige eeuw jaarlijks gedurende vele maanden Walcheren en Zuid-Beveland onder water stonden omdat het regenwater niet kon worden geloosd. Men heeft daar eeuwenlang geleerd mee te leven en men heeft daar nooit iets groots van gemaakt, er zijn nauwelijks afbeeldingen van. Steeds opnieuw kwamen er weer mensen om bij een stormvloed, maar – dat zinnetje komt steeds weer terug in de kronieken – “kort daarna werd het weder beverst”, het werd weer zoet water. De dijk was weer gesloten en het zoute water was verdwenen. Men moest verder en niet bij de pakken neerzitten.’ 

 

De mens wikt, God beschikt

‘Het Zeeuwse landschap heeft altijd wat te verduren’, zegt De Klerk: ‘Naast de stormvloeden en rampen die de Zeeuwen, worden ze nu getroffen door de verzilting van de grond en het massale toerisme. Vrijwel alle wateren in Zeeland zijn in de laatste vijftig jaar ondertunneld en overbrugd en dat leidde ertoe dat veel toeristen hier kwamen om te genieten. Ondertussen verdwenen veel hoger opgeleide jongeren en schuift de oorspronkelijke bevolking bij de supermarkt aan in een rij van toeristen. De huizenprijzen blijven ondertussen stijgen omdat mensen van buiten de provincie de huizen graag kopen. De mens wikt, maar God beschikt, zit in de genen van veel Zeeuwen, maar ze zouden misschien wat meer moeten opstaan tegen wat ze overkomt.’ En hoe dan? De Klerk: ‘Ik vind het interessante van Zeeland de ene laag op de andere laag. Ik zou wel willen dat we vanuit de bovenste laag de lagen eronder blijven erkennen en herkennen. Dat verdient Zeeland. In Walcheren zijn enkele herinrichtingen overheen gegaan, maar nog steeds herken je de hogere kreekruggen, met daarop de dorpen, wegen en boerderijen en terzijde daarvan het lage grasland. Grote wegen en windmolens maken dat verhaal minder herkenbaar. Ik pleit ervoor dat we in het landschap laten zien dat Zeeland ooit een eilandenrijk, een land van overkanten is geweest. Niet door dammen door te steken en veerdiensten te laten terugkomen, maar dat we weer zien waar de kreken liggen die een scheiding vormden tussen de mensen die ooit zorgden voor de diversiteit van de bevolking. Dan herken je het Zeeuwse landschap weer.’

 

Allemaal koninkrijkjes

‘Juist omdat de Zeeuwen door het water in het verleden letterlijk zo verdeeld zijn geraakt van elkaar, is het er moeilijk samen op te trekken’, denkt Hartzema. ‘Elk eiland is van oudsher een eigen koninkrijkje. Maar nu is de tijd op samen op te staan. Want wat de schrijver Leonard Ilja Pfeijffer schrijft over Venetië, geldt ook voor Zeeland: dat alles wat mooi is het onheil over zichzelf uitroept. De leegte en openheid en vrijheid van Zeeland is iets wat de Zeeuwen zouden moeten willen beschermen voordat het van ze wordt afgenomen.’ De Klerk: ‘De groenblauwe oase wordt bedreigd en dat zie je omdat het landschap niets verbergt. Het komt aan op een gezamenlijk geluid van de Zeeuwen. Maar ja, de Zeeuwse dichter en schrijver J.C. van Schagen schreef al: “Wie met ons wil verkeren, die zal wat manoeuvreren moeten leren”.’

 

‘Net als op veel andere plekken in Nederland is het hier vaak een georganiseerde onverantwoordelijkheid’, vindt Hartzema. ‘Nergens anders dan in Zeeland zijn er zoveel minicampings, op Walcheren zijn er wel 160. En elke boer mag straks drie windmolens op zijn land zetten. Ook hier worden de hoogspanningsmasten aangelegd die ze in Aerdenhout en Bloemendaal niet in hun achtertuin wensen te hebben. Zeeuwen zeggen wel over zichzelf dat ze niet kunnen kiezen, maar nu moeten ze wel. De koppigheid van de Zeeuwen zal er uiteindelijk voor zorgen dat ze hun eigen provincie weer gaan opeisen. Zeeland is in de lange geschiedenis altijd geconfronteerd met omstandigheden die veel groter zijn dan de mens, zoals eb en vloed, de weersomstandigheden, de overstromingen, de zeespiegelstijging en de uitstroom van rivieren. Er is altijd wel iets machtigs waar Zeeuwen door de eeuwen heen steeds mee hebben weten te dealen. Er is altijd een toekomst.’

 

Aad de Klerk (1949) studeerde en doceerde historische geografie aan de beide Amsterdamse universiteiten. Hij promoveerde in 2003 en was onder meer vijftien jaar lid van de Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad. Daarnaast is hij onder andere auteur van de Historische atlas van Zeeland (WBooks, 2015; tweede druk 2021).

 

Ir Henk Hartzema (1968) is architect en stedenbouwkundige en leidt sinds 2005 Studio Hartzema in Rotterdam. Hij is betrokken geweest bij veel grote projecten op het gebied van stedelijke en regionale transformatie zoals het Van Heekplein in Enschede, het Leiden Bio Science Park, de VU Campus Amsterdam, de Radboud Universiteit Nijmegen, Tilburg University, de Plaspoelpolder in Rijswijk en het Zeelandia project. 

bottom of page