Onder de witte platen is de met verfspetters overladen vloer gevonden van Pollock en men heeft uitgemeten dat de rand van een beroemd schilderij te ontwaren was tussen de verfspatten.
Achter een elektrisch drumstel hangen een paar ontwerpen van glas-in-loodramen die hij samen met collega-kunstenaar Hans van Houwelingen ontwierp voor het Amsterdamse poppodium Paradiso.
De kunstenaar laat een dummy zien van Deciphering the Artist’s Mind, een boek dat binnenkort verschijnt.
In zijn ruime atelier in de Amsterdamse Czaar Peterbuurt overal in verschillende fases van gereedheid zijnde werken.
‘Dit werk beeldt een uitvergrote afbeelding uit van een oud koekjestrommel van mijn moeder’
‘Hoezeer de wereld ook in beweging is en alles verandert, elk kunstwerk wordt gemaakt in antwoord op het werk van andere kunstenaars’, zo legt de kunstenaar uit als hij een enorm kunstwerk probeert te draaien.
‘Op de achterzijde van het werk zie je andere lichtvoetige afbeeldingen, sensuele plaatjes van de Rococo-kunstenaar François Boucher. Wat mij fascineert is dat er heel veel lagen zijn die je niet kunt zien.’
‘Binnenkijken’ bij Berend Strik, kunstenaar
‘Door studiobezoeken ontdek ik mijn eigen kunst’
Tekst en foto’s van Koos de Wilt voor Collect
Achter een elektrisch drumstel hangen een paar ontwerpen van glas-in-loodramen die hij samen met collega-kunstenaar Hans van Houwelingen ontwierp voor het Amsterdamse poppodium Paradiso. Op tafel wat tekeningen zoals hij die dagelijks maakt en een verbeelding zijn van wat er zoal door zijn hoofd gaat. Berend Strik (1960) is bij een groter publiek bekend om zijn foto’s die hij bewerkt met stiksels. In zijn ruime atelier in de Amsterdamse Czaar Peterbuurt staan er verschillende van, in verschillende fases van gereedheid. Daarvan ook bewerkte foto’s die hij in de ateliers maakte van beroemde, hedendaagse collega-kunstenaars. De kunstenaar laat een dummy zien van Deciphering the Artist’s Mind, een boek dat binnenkort verschijnt en vol staat van foto’s en beschrijvingen van studiobezoeken van de afgelopen jaren. ‘Die bezoeken helpen mij bij de verdieping van mijn eigen kunstenaarschap en met de actualiteit. Binnen die ateliers creëer in mijn eigen realiteit.’
‘Een meesterwerk creëert meer ruimte dan zichzelf en in die meerruimte ontstaat er ruimte voor andere kunstenaar, zoals ik.’
Striks galerie in New York is die van de een paar jaar geleden overleden Jack Tilton. Deze galeriehouder was zijn carrière begonnen bij Betty Parsons die abstracte expressionisten als Jackson Pollock en Mark Rothko de wereld in bracht. Toen Parsons in 1982 stierf nam Tilton de ruimte over. Strik wijst naar een groot werk achter hem dat is gebaseerd op een atelier van Pollock. ‘Via Tilton ben ik in contact gekomen met de The Pollock-Krasner Foundation’, vertelt Strik. ‘Pollocks vrouw Lee Krasner had zijn atelier overgenomen toen haar echtgenoot in 1956 was omgekomen in een auto-ongeluk. Ze had een paar witte platen over de vloer gelegd waar Pollock zijn beroemde drippings had gemaakt. Toen Krasner zelf in 1984 overleed heeft men onder de witte platen Pollocks met verfspetters overladen vloer gevonden en uitgemeten dat de rand van een beroemd schilderij te ontwaren was tussen de verfspatten. Dat schilderij is in 1949 voor 400 dollar gekocht door de Rockefellers en is in 2018 voor 34 miljoen dollar geveild bij Sotheby’s in New York. Op de randen van dat schilderij heb ik dit werk gebaseerd. Een meesterwerk creëert meer ruimte dan zichzelf en in die meerruimte ontstaat er ruimte voor andere kunstenaar, zoals ik. Pollock had een megastap gemaakt door de kwasten weg te gooien. Het maken van zijn werk is heel veel gefotografeerd en is het begin geweest van performance kunst. Kunst waarop ik heb doorgeborduurd.’
Duchamps atelier
Striks interesse in ateliers van andere kunstenaars begon hij toen hij voor drie jaar in New York woonde en benieuwd werd in hoe dat van Marcel Duchamp (1887-1968) eruit moet hebben gezien. ‘Ik kwam erachter dat zijn atelier zich in een groot wit gebouw bevonden had, op de hoek van 14th Street en Broadway. Alles was veranderd in dat gebouw, behalve de deur en de goudkleurige nummers 402/403 op de deur. Het was een kantoor geworden waar twee mannen vrouwen coachen in hun carrièreontwikkeling. Die coaches wisten half dat er ooit een schilder had gewoond. In het geheim had Duchamp daar, aan het eind van zijn leven, Étant donnés gemaakt, de beroemde installatie van een naakte vrouw met haar gezicht verborgen, benen gespreid, met een gaslamp in de lucht in een hand tegen een landschapsachtergrond. Een werk dat je door een gaatje in de deur kon bekijken. Duchamp had er in het geheim aan gewerkt in deze studio in Greenwich Village. Die deur zat er nog steeds, alleen de installatie had Duchamp over zijn graf verkocht aan het Philadelphia Museum of Art.’
‘De atelierbezoeken helpen mij bij de verdieping van mijn eigen kunstenaarschap en met de actualiteit. Iedere kunstenaar moet daarin een eigen balans vinden.’
Berend Strik is gefascineerd door het werk van de eerste echte conceptuele kunstenaar Duchamp. Zijn favoriet is ‘La Boîte-en-Valise’ (1935-1941), een doos in een koffer waar in het klein Duchamps objects trouvés waren opgeborgen. ‘Hij had het eerste koffertje samen met architect Frederick Kiesler gemaakt in de tijd dat de Nazi’s al druk bezig waren Europa te bezetten. De kunstenaar bedacht zich dat zijn kunst als Entartete Kunst zou worden aangemerkt en heeft toen een manier bedacht waardoor hij zijn kunst met zich mee kon nemen, in compacte vorm. Met die koffer vluchtte hij naar Marseille en uiteindelijk naar New York. Er zijn in drie kleuren koffers gemaakt, oplage. In 1949 had Katherine Dreier, een vooraanstaand Amerikaans verzamelaar, een van die koffers aan Sandberg geschonken en in een euforische brief schreef Duchamp dat hij heel erg blij was dat het Stedelijk het had opgenomen in de collectie. Sandberg had toen nog geen idee wat het was en had alleen een beleefd briefje teruggestuurd. In de koffer zaten ook foto’s die Duchamp had laten bewerken en dat trok mijn aandacht. Het waren zwartwit foto’s die hij had laten inkleuren, toentertijd een belangrijke techniek.’
Eye of the perceiver
Een kunstwerk wordt volgens Duchamp afgemaakt in de ogen van de beschouwer, zo vertelt Strik. Roue de Bicyclette, ofwel Fietswiel op een krukje, is een werk dat Duchamp in 1913 maakte om naar te kijken, zoals je gefascineerd in een vuurtje kan kijken. In 1951, toen hij inmiddels in New York woonde, werd het een readymade, een kunstwerk dat door het zo te zien een kunstwerk werd. Strik: ‘Ik had deze readymade altijd al een raar werk gevonden waarbij ik niet verder kon kijken dan er een fietswiel op een krukje in te zien. In het voormalige atelier van Duchamp zag ik ineens in dat het wiel stond voor de heimwee die hij had naar Frankrijk. Een fiets was toen heel belangrijk in zijn vaderland, het was de opvolger van het paard. Een fietswiel op een krukje gaat over het repareren ervan en dat is belangrijk werk. In zijn atelier had het wiel ook een andere functie. Als het draaide, kon hij mijmeren over kunst en zijn kunstenaarschap.’
Strik kwam erachter dat door kunstenaarsruimtes te bezoeken hij dicht bij de kunstenaar kon komen en daarmee ook bij zichzelf. ‘Rudi Fuchs stuurde me naar het atelier van de Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer, die werkte aan honderden schilderijen tegelijkertijd. Ann Goldstein wees me op de studio van John Baldessari, een kunstenaar die iets deed met fotografie. Ik ben in de keuken geweest van Ger van Elk, heb de schildersjas aangehad van Helen Frankenthaler en voor de gesloten stalen deur gestaan van David Hammons. Ik ben ook in het atelier geweest van Henry Taylor, een zwarte kunstenaar wiens prijzen in een paar jaar zijn geëxplodeerd. Terwijl hij simpelweg alles wat hij om zich heen ziet, gebruikt in zijn schilderijen. Ik heb ook uren en uren met de rechterhand van Richard Prince gesproken, maar Prince vond het heel bedreigend en liet me niet toe.’
Koekjesblik
‘Hoezeer de wereld ook in beweging is en alles verandert, elk kunstwerk wordt gemaakt in antwoord op het werk van andere kunstenaars’, zo legt de kunstenaar uit als hij een enorm kunstwerk probeert te draaien. ‘Rembrandt maakte De staalmeesters als antwoord op en als verbetering van Het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci. Ook ik wil weten hoe mijn kunst zich verhoudt tot het werk van andere kunstenaars.’ Strik wijst naar het grote doek dat aan de voor- en achterkant bewerkt is met stiksels. ‘Dit werk beeldt een uitvergrote afbeelding uit van een oud koekjestrommel van mijn moeder. Door het craquelé zie je twee fazanten. Ik vind het interessant om te mijmeren over de betekenis van een afbeelding op zoiets triviaals als een koekjestrommel. Is dit een gay stel, vechten de vogels ze of gaat het over het uiteenvallen van een huwelijk? Op de achterzijde van het werk zie je andere lichtvoetige afbeeldingen, sensuele plaatjes van de Rococo-kunstenaar François Boucher. Wat mij fascineert is dat er heel veel lagen zijn die je niet kunt zien. Want dat is de realiteit, dat je bijvoorbeeld vijftig jaar met iemand kan wonen en geen idee hebben wat al de lagen van de ander zijn.’